Aardtongen

Puur natuur
Vergeleken met andere paddenstoelen zijn aardtongen beslist geen schoonheden. U ziet het op de foto. Met veel verbeelding kunt u er inderdaad een (smalle) uitgestoken tong in zien. De vijftien inheemse soorten zijn meestal zwart van kleur, maar enkele wijken er van af en zijn (donker)groen, olijfgroen of purperbruin. Mycologen worden altijd een beetje opgewonden wanneer ze aardtongen ontwaren, want de meeste zijn tamelijk zeldzame verschijningen en staan daarom op de Rode Lijst.
Eén van de algemenere soorten trof ik tijdens de Eindejaars Plantenjacht (die vindt jaarlijks plaats rond de jaarwisseling) in een berm in de Kastanjelaan in Roden. Er zullen daar maar weinig bewoners bewust van zijn dat daar de Fijnschubbige aardtong staat. Deze aardtong (en nog andere) is ook te vinden op de begraafplaats in Roden. Een zeer zeldzame soort vonden we tijdens een excursie op het Noordsche Veld. Om tot een juiste determinatie te komen moest deze soort, de Langstelige aardtong, microscopisch worden bekeken. Dat klusje werd verricht door Willie Riemsma uit Norg, één van de leden van de Paddenstoelenwerkgroep IVN Roden. In het veld kon er geen zinnig woord over worden gezegd en pas nadat zij een determinatiesleutel had gevolgd kwam zij met dat oordeel. Omdat het een uiterst zeldzame soort betrof (slechts bekend van twee andere plekken in Nederland) werd voor de zekerheid nog materiaal opgestuurd naar een specialist op het gebied van aardtongen. Hij bevestigde de juistheid van de determinatie van Willie. Daar waren we natuurlijk wel weer blij mee.
Vorige week vond de jaarlijkse Binnenlandse Werkweek van de Nederlandse Mycologische Vereniging plaats in de provincie Groningen. Herberg De Esbörg in Scheemda was de uitvalsbasis en vandaaruit gingen dagelijks drie groepen op pad om bossen, bermen, dijken, heideterreinen etc. in de provincie te verkennen. Op vrijdag gingen we kerkhoven en begraafplaatsen verkennen in Eenum, Zeerijp, Leermens en Godlinze. Tussendoor bezochten we nog enkele braakliggende terreinen en de zeedijk bij de Eemshaven. Dodenakkers zijn in het algemeen voor mycologen interessante terreinen waar veel valt te ontdekken. Een mooie soort die we in Eenum vonden was de Zonnegloedknotszwam. Deze vonden we ook nog op de begraafplaats van Godlinze. Mycologen zijn in het algemeen beter op de hoogte van de Latijnse namen dan van de Nederlandse en zo kon het gebeuren dat hij door één der deelnemers Avondroodknotszwam werd genoemd. Voorwaar ook geen slechte naam. Aardtongen vonden we ook, maar waar de deelnemers vooral oog voor hadden, zij komen uit alle landstreken, waren de teksten op de grafzerken. Daar waren ze totaal onbekend mee. Op het kerkhof van Leermens trok de volgende tekst hun aandacht:
Afgemat door hooge jaren
Uitgeteerd door ziekte en pijn.
Moest zij in den grafkuil dalen
En een prooi der wormen zijn
 
Maar vooral op de begraafplaats van Godlinze keek men de ogen uit. Daar was bijkans meer oog voor de vele ’prozaïsche’ teksten op de zerken dan voor de paddenstoelen die eromheen stonden. Eén ervan wil ik u niet onthouden:
 
Hier in ’t leven is het strijden,
Van de wieg tot aan het graf;
In beproeving nood en lijden
Zaagt de draad des levens af.
 
Het enthousiasme van de deelnemers was zo groot dat ik dat wel een beetje moest temperen. In zo’n ambiance is het gepast enig respect voor de doden te tonen, hoewel ze er niets van zullen merken.
 
 
 
 
 

UIT DE KRANT