Maria’s Mooie Mensen 286

maria's mooie mensen
Ik kan me nog goed herinneren dat mijn ouders een huis kochten met een vrij grote en vooral overwoekerde tuin. Mijn oma kwam toen met het plan dat we allemaal een dagje de handschoenen aan zouden trekken en die tuin wel weer in het gareel zouden krijgen. Vol afschuw keek ik haar aan en stelde dat ik ‘nooooit in een tuin zou gaan werken’. Inmiddels noemen we onszelf gekscherend grootgrondbezitter en zijn we trotse eigenaren van een aardige tuin. Ook deze kregen we overwoekerd in handen en ook hier zeiden we: die trekken we wel even recht. Na wat jaren ploeteren en vooral ook te weinig in de hand houden van de tuin, vierden de bramen feest in ieder perk en bleek de bamboe overal heen te woekeren en onuitroeibaar. De tuin werd leeggetrokken en we buffelden wat af. Voor iemand die ‘nooooit’ in de tuin wilde werken, doe ik het best aardig. Een grote zwarte vlakte is inmiddels in de laatste jaren getransformeerd tot een mooi groot grasveld met daaromheen bloemrijke perken. Ik heb het zelfs gepresteerd helemaal alleen een soort van rotstuintje aan te leggen. En we hebben een moestuin waar we ieder jaar fanatiek mee starten en op de één of andere manier zelden wat uit oogsten. De groene vingers moeten we duidelijk nog ontdekken. Of zouden te zeer weggestopt zitten in de handschoenen zonder welke ik weiger aan de slag te gaan. Want tuinieren: allemaal prima dan, maar echt met de blote handen in de modder, tussen de spinnen, torren en alles wat hier nog meer leeft; dát is me nog altijd een brug te ver. Nu het voorjaar weer op de stoep staat, begint het zowaar wat te kriebelen. Ik signaleer wat snoeiwerkzaamheden, spot nog een leuk plekje voor een bepaalde struik en hoop ditmaal toch echt het onkruid de baas te worden. Ik moet nog op zoek naar een oplossing voor de twee perenbomen die hardnekkig allergisch blijven voor de lijsterbessen die verderop staan en we hebben ook nog twee sneue appelbomen die te weinig zon krijgen op hun plekje en hoognodig aan een rondje verkassen toe zijn. Gelukkig heb ik inmiddels drie trouwe hulpjes die ook lekker aan de slag kunnen. Als het me eindelijk gelukt is iedereen in zijn – uiteraard roze-  overall te hijsen, de laarzen aan te trekken en de schepjes en harkjes op een manier te verdelen die allen tevreden stemt, denk ik eens even lekker in die tuin te gaan wroeten. Totdat: ‘mama, poep’. Laarzen uit, overall uit, luier weer uit. Buiten dagen de andere twee elkaar uit op de glijbaan en uiteraard eindigt dat met drama. Alle tranen gedroogd, alle billen weer schoon, denk ik dan toch eens aan de slag te gaan. Maar waar is toch die emmer gebleven? Daar loopt één van de dames vrolijk mee rond te sjouwen, terwijl de ander vrolijk probeert een perk leeg te scheppen. Ik weet alweer hoe het zit met die groene vingers: het groen is eraf gepoetst door al die luierdoekjes. Of dit jaar dan hét jaar van die perfecte tuin wordt, dat denk ik nog niet.
 

UIT DE KRANT