Veel meegemaakt, nergens spijt van: een supervrijwilliger neemt afscheid

Afbeelding
actueel
LEEK – 55 jaar verrichtte ze vrijwilligerswerk voor het Rode Kruis. Miep Woldring (80) maakte zoveel mee met het Rode Kruis, dat ze het nu eigenlijk wel genoeg vindt. Na meer dan een halve eeuw stopt Miep, maar niet zonder haar bijzonder verhaal te hebben verteld. Over haar werkzaamheden voor het Rode Kruis, maar ook over haar bewogen leven. Een mooi leven, zo vindt ze. ‘Ik heb genoten.’ Toch brandt Miep niet direct los. ‘Wat moet ik nou vertellen’, verzucht ze lachend. Maar na drie slokken koffie komen de verhalen los en blijkt de Leekster een groot causeur.
Vijf waar was Miep, toen ze naar Leek kwam. Het was oorlogstijd en ze woonde met haar broertje Gilles en haar ouders op een boot ergens in Duitsland. ‘Mijn vader was kapitein op dat schip, hij vervoerde erts. In die tijd was het volgens mij normaal, dat het hele gezin dan op die boot woonde. Mijn broertje en ik gingen nog niet naar school toen’, vertelt Miep. De vader van Miep voer in Duitsland over de Rijn. Vaak maakte het gezin – wat van origine uit Rotterdam kwam – bombardementen mee. ‘Ik kon daar heel slecht tegen’, vertelt Miep. ‘Onze familie woonden allemaal in Rotterdam. Daar waren veel kinderen die, om bij te komen van de ellende in de stad, op vakanties gingen naar Noord-Nederland.’ De vader van Miep vernam dat een nichtje van hem op den duur naar een gezin in Leek was gegaan en vroeg derhalve of Miep daar ook een tijdje kon logeren. ‘Ik was vijf jaar toen ik bij Roelof en Cornelia Kok terecht kwam’, zegt Miep. Ze kwam terecht aan de Schreiershoek in Leek, het huis waar ze tot op de dag van vandaag woont. ‘Ik zou er eigenlijk een paar weken tot rust komen. Inmiddels woon ik er 75 jaar.’
Miep kwam in augustus 1943 naar Leek. Haar vader verdronk in mei 1944. Miep was nog maar een kind, net als haar broertje Gilles. Als kind had ze het fijn bij haar pleegouders. Zo fijn zelfs, dat ze niet meer terug wilde naar Rotterdam.  Gilles en haar moeder keerden terug naar Rotterdam en Miep bleef in Leek. Al snel begon ze haar pleegouders te zien als haar ‘echte vader en moeder’. ‘Je zult versteld staan hoe snel kinderen hun ouders kunnen vergeten. Dat klinkt raar, maar het is echt zo. Ik was heel jong en had het fijn in Leek. Al gauw begon ik mijn pleegouders als mijn echte ouders te zien.’
Het contact met broertje en moeder verwaterde aanvankelijk, mede omdat contact leggen destijds gewoon lastiger was. Miep voelde zich ondertussen al helemaal thuis in Leek en wist toen al dat ze er niet meer weg wilde. Tot ze op haar twaalfde een brief kreeg. ‘Er stond dat ik terug moest naar Rotterdam, dat ik zou worden herenigd met mijn moeder en broertje. Ik was er kapot van. Ik was helemaal vervreemd van hen en ik voelde mij de dochter van mijn pleegouders’, zegt Miep. Ter illustratie vertelt ze over die keer dat haar pleegmoeder vertelde over de verdrinkingsdood van haar vader. ‘Ik zei toen tegen mijn moeder: “ach, ik heb al een nieuwe vader en moeder”. Ik was toen nog heel jong en zo voelde het gewoon.’
Uiteindelijk lukte het om een regeling te treffen, waardoor Miep niet terug hoefde naar Rotterdam. Het contact met haar broertje en moeder werd geleidelijk aan beter, en ze zagen elkaar nog geregeld. Toen Miep later kinderen kreeg, waren zij heel wijs met hun oma. Niet zo vreemd ook, vind Miep. ‘Het was gewoon een hele aardige vrouw.’ Ze laat weten dat haar pleegmoeder nog wel eens jaloers was, wanneer haar echte moeder langskwam. ‘Dan zei ik: “je hoeft niet jaloers te zijn. Jij bent mijn moeder”’. Inmiddels heeft Miep – naast haar vier dochters, die zich net als Miep op een gegeven moment hebben ingezet voor het Roder Kruis – ook vier kleinkinderen en zelfs drie achterkleinkinderen. Ze woont nog steeds aan de Scheiershoek, wat ze van haar pleegmoeder overnam. ‘Ik heb hier altijd gewoond. Mijn man Fopke heeft het huis hier flink vertimmerd. Wij woonden eerst op de bovenverdieping en mijn pleegouders woonden op de begane grond. Toen mijn pleegvader overleed, hebben we geruild. Tot het moment dat mijn pleegmoeder overleed, heeft ze bij ons ingewoond. Wat mij betreft ga ik hier nooit meer weg.’ Dan terug naar het Rode Kruis. Dat was immers de insteek van het gesprek: terugblikken op 55 jaar vrijwilligerswerk bij deze organisatie. In 1963 sloot Miep zich aan bij het Rode Kruis, waarna een lange leerschool volgde. ‘Ik heb tal van diploma’s moeten halen. EHBO- cursussen, verbanden leggen, reanimeren… En dan heb ik het nog niet eens over alle oefeningen die we hebben gedaan’, zegt Miep, die met veel plezier op haar tijd terugkijkt. Eén van de taken van de vrijwilligers van het Rode Kruis, is het helpen bij calamiteiten. Zo bivakkeerde Miep, samen met andere vrijwilligers, enkele dagen bij de treinkaping in De Punt. Bijna iedereen kent het Rode Kruis en weet wat zij doen, maar toch mist Miep zo af en toe een stukje erkenning.  Bijvoorbeeld vanuit de gemeente Leek, die de vrijwilligers vaak lieten verhuizen. Het aantal verhuizingen zijn niet op twee handen te tellen, meent Miep. Momenteel bivakkeren zij in de Cazemierboerderij te Tolbert. Na 55 jaar is Miep klaar met het Rode Kruis. ‘Ik kom nog een keer trakteren, daarna is het gebeurd.’ Wat haar bij blijft zijn de uniformen die door de jaren heen zo vaak veranderden en de mooie dingen die zij meemaakte met de vrijwilligersorganisatie. Helemaal afscheid nemen doet ze niet. ‘Ik blijf er wel een beetje bij betrokken, maar mijn diploma’s en dergelijke  laat ik aflopen. Die ga ik niet opnieuw proberen te halen.’ Supervrijwilliger Miep – die voor haar tomeloze inzet al werd opgenomen als Lid in de Orde van Oranje Nassau – gaat nu niet stilzitten. ‘Ik ben bezig met een boek’, glundert ze. ‘Wanneer ik verhalen over vroeger vertel, zeggen mijn kinderen altijd dat ik die moet opschrijven. Dat ga ik nu doen.’ Dat kon nog wel eens een heel dik boekwerk worden, getuige dit gesprek aan de koffietafel. ‘Ik heb zoveel meegemaakt.. Maar ik heb nergens spijt van. Ik heb een fantastisch leven gehad.’

UIT DE KRANT