Vroege bloeiers

Afbeelding
Puur natuur

Er zijn al heel wat wilde planten die zich door hun bloei manifesteren. Toch is het vergeleken met de ’bulk’ aan bloeiende planten die zich nog aan moet dienen van zeer bescheiden niveau. Waarschijnlijk valt uw oog niet snel op de vrouwelijke bloemen van de nu bloeiende Zwarte els en Hazelaar, want die zijn nietig klein. Daar moet je met de neus bovenop zitten. Dat is niet nodig bij een plant als het Klein hoefblad (foto). Die schittert je met zijn heldergele kleur van verre tegemoet.

Er zullen best mensen zijn die de plant uitschelden voor Paardenbloem, maar hoewel deze ook tot de composietenfamilie behoort verschilt hij hier duidelijk van. Het is namelijk een naaktbloeier, net als de Toverhazelaar waarover ik het eerder had. Je ziet dus eerst alleen de bloem, hoewel de bladeren al miniem aanwezig zijn in de vorm van schubjes (net als bij Asperges) aan de steel. Na de bloei, als de bloem haar hoofdje nederig laat hangen, ontwikkelen de hoefvormige bladeren zich. Grappig vond ik het dat iemand wist te melden dat de circa 2 à 3 cm grote bloempjes bestaan uit 30 – 40 centraal gepositioneerde mannelijke buisbloempjes en daaromheen ca. 300 vrouwelijke draadvormige lintbloempjes. Klein hoefblad is zeer in trek bij vooral solitaire bijen en na bestuiving worden per bloem gemiddeld 130 zaden gevormd die zeer kort kiemkrachtig zijn. Kiemen doen ze het beste op kale, iets omgewerkte grond. Het zijn trouwens overblijvende planten die wortelstokken van meer dan een meter vormen en tot wel een meter diep kunnen wortelen. De plant kent qua gebruik een zeer lange historie, want eens las ik erover dat de Romeinen de bladeren gebruikten als genotmiddel door ze te roken. Zelf ben ik een niet-roker, maar om de werking te checken zie ik dat graag eens door iemand uitgetest.

Naast roken kent het een scala aan toepassingen in de volksgeneeskunde. De Latijnse naam is Tussilago farfara en dat eerste is samengesteld uit tussis (hoesten) en agare (verdrijven). Het is bekend dat het helpt tegen aandoeningen aan de luchtwegen en als wondkruid tegen abcessen en zweren. Verder tegen koorts, vermoeidheid, verkoudheid, reuma en bewegingsstoornissen; ik noem slechts enkele. Werkzame stoffen zijn o.a. tussilagine en senecionine. De bladeren kun je goed eten (in salades en soepen) en zijn als kruidenzout te gebruiken. Vanwege al die goede gaven denk je met wat andere heilzame kruiden erbij wel dik 100 jaar te kunnen worden. Ongetwijfeld zal het kruidenvrouwtje ’Klazien uit Zalk’ het vaak aan klandizie hebben voorgeschreven. Overigens werd zij geen 100 jaar, maar stierf als 78-jarige aan de ziekte van Kahler. Tegen die ziekte was er voor haar geen kruid gewassen.

Misleidende praatjes Afgelopen vrijdag las ik in het DvhN dat voorzitter Albert Lanting van de Vereniging Drentse Boermarken zich zorgen maakt over de teloorgang van de natuur op het (Drentse) platteland. Volgens hem zijn natuurorganisaties hieraan schuldig, omdat predatoren als de Vos op natuurterreinen hun kraamkamers hebben, maar daar niet blijven. Lanting: ”Ze zwerven dagelijks uit en vreten hun buik vol op onze terreinen”. Meneer stelt verder dat het natuurbeleid gespeend is van realiteitszin en zal leiden tot een faillissement van de Drentse fauna. Nou slaat dat gespeend zijn van realiteitszin vooral op Lanting zelf, want zo’n beetje Jan en Alleman weet dat er op het platteland vrijwel niets meer aan natuur is door de intensivering van de landbouw. Vooral de verlaging van het grondwaterpeil is funest voor de natuur geweest. Lanting noemt nota bene de Grutto als slachtoffer, maar je weet toch dat die natte weke bodems met veel bodemleven prefereert. Zelfs Korhoenders worden genoemd, die pakweg vijftig jaar geleden al uit Drenthe zijn verdwenen. En dat de Patrijs hier nog nauwelijks wordt gezien is ook al een gevolg van het ’efficiënte’ landbouwbeleid. Het is bekend dat veel leden van Boermarken over een jachtvergunning beschikken en ik vermoed dat meneer vooral namens deze parochie preekt en minder is begaan met de fauna. Ik zeg daar wel bij: De goeden niet te na gesproken, want gelukkig zijn er ook landbouwers met hart voor de natuur. Kijk bijvoorbeeld maar naar het beleid in het Oldambt, waar het redelijk goed gaat met de akkervogels en, niet te vergeten, de Grauwe kiekendief.

UIT DE KRANT