‘Altijd stond één ding voorop: het belang van het kind’

Afbeelding
actueel
Johan Boelman over 44 jaar onderwijs
RODEN – Liefst 44 jaar zat Johan Boelman, hoewel in Stad geboren toch wel een echte Roner ondertussen, in het onderwijs. Hij begon als meester, werd directeur van Het Valkhof en was het laatste gedeelte van zijn werkzame leven actief als directeur van het overkoepelende OPON. Boelman maakte er zelf wat van. Zocht altijd uitdagingen. Zocht de samenwerking én manieren om onderwijs te verbeteren, altijd ten gunste van het kind. Johan Boelman was actief en buitengewoon betrokken. ‘Bij alle afwegingen die ik in mijn loopbaan gemaakt heb stond één vraag centraal: is het in het belang van het kind?’ Boelman wist het zeker. Hij zou automonteur of anders vrachtwagenchauffeur worden. Boelman senior bracht hem toch op andere gedachten. Johan volgde de MULO en daarna de kweekschool. Boelman bleek een vlotte leerling. Toen hij 21 jaar was, was hij uitgestudeerd en klaar om voor de klas te staan. Best bijzonder, want hij leek aanvankelijk niet echt dol op school. ‘Klopt. Ik bewaar niet al te beste herinneringen aan mijn eigen periode op de lagere school. Ik was een echt ‘buitenkind’. Mijn broer bracht me naar school en het gebeurde dat ik al voor hem weer thuis was, haha.’ Eenmaal afgestudeerd zat er niet meteen een vaste baan in. Johan  fungeerde als invalkracht in Groningen en Ten Boer, tot ‘School 5’ in Roden opende. ‘Dat is nu Het Valkhof. Het was toen de vijfde school die in Roden geopend werd, vandaar de naam. Ik kreeg een contract voor een half jaar en die verbintenis werd daarna omgezet in een vast dienstverband. Aanvankelijk was het rustig in de klas. Ik had zowel de derde als de vierde klas onder mijn hoede en gaf in totaal les aan slechts zeven kinderen. Maar aan het einde van het schooljaar waren dat er 43. De school groeide als kool en ik heb het zelden zo druk gehad. Ik zie de vensterbanken nog vol liggen met nakijkwerk’, zegt hij. Johan Boelman wist wat hij wilde. Hij stond voor de bovenbouw, koos zelf een periode voor de onderbouw en deed meer dan alleen lesgeven. Dat hij adjunct-directeur werd, was niet verrassend. Hij zocht bijvoorbeeld naast zijn werk als leerkracht samenwerking met andere scholen als het ging om bijvoorbeeld het thema zorg. Boelman was, kortom, altijd bezig met het onderwijs. Centraal stond de vraag hoe het onderwijs verbeterd kon worden, hoe het allemaal nóg beter geregeld kon worden voor de kinderen. Hoe zij nóg meer aandacht konden krijgen. ‘In 1998 werd ik directeur. Van mijn voorganger Henk Atema heb ik heel veel geleerd. Ik was ook aan die functie toe. Aanvankelijk gaf ik nog een aantal dagen per week les, later was dat niet meer te combineren met het directeurschap.’ Boelman bleef vernieuwen. Zo was hij één van de mensen die zich hard maakte voor cultuureducatie. ‘Ik heb altijd gezegd dat er meer is dan taal en rekenen, zoals ik vind dat je vooral de kwaliteiten van kinderen moet benutten. Kan iemand minder goed leren maar wel heel goed sporten? Geef de leerling de kans zich qua sport nóg verder te ontwikkelen. Zo keek ik ook naar de leerkrachten. De een was betere in dat aspect, een ander kon dat weer beter. Laat ze juist de dingen doen die ze goed beheersen. Uiteraard was je altijd gebonden aan bepaalde regels. Je kon niet zomaar wat doen, maar waar het kon richtte ik me vooral op de kwaliteiten van mensen en minder op wat ze niet beheersten. ‘Waarom zou je mensen stimuleren alles een beetje of net voldoende te beheersen als ‘gemiddelde mens’ terwijl iemand met inzet van z’n talenten veel beter tot zijn recht komt.’
Boelman probeerde zijn eigen draai aan zaken te geven, ondanks de regels en beperkingen die er waren. Bovendien introduceerde hij artikel 5. ‘Artikel 5 is dat je soms even iets door de vingers moet zien. Je even wat minder waarde aan regels moet hechten en gewoon je eigen gezonde boerenverstand moet gebruiken. Anders wordt het maar saai en bovendien waren we in het onderwijs niet zelden afhankelijk of zelfs slachtoffer van toevallige gebeurtenissen. Voorbeeld? Iedereen herinnert zich nog wel de vreselijke brand in Volendam. Heel het land was in rep en roer en per saldo werd het ons scholen verboden om nog echte kerstbomen neer te zetten en tekeningen in school op te hangen. Daar had ik wel eens wat moeite mee. Volgens mij was ik prima in staat om zelf te beoordelen wat wel en niet kon. Scholen zijn te vaak afhankelijk van wat er door ‘de politiek’, en dan zeker in landelijk opzicht, geroepen wordt. En iedereen loopt er braaf achteraan. Ik deed dat niet altijd. Dan greep ik terug naar artikel 5.’
Het Valkhof was al meteen een daltonschool. ‘Heel veel scholen hebben ondertussen delen van daltononderwijs overgenomen. Het Valkhof wekte al heel vroeg met taken en keuzes, terwijl zelfstandigheid ook een belangrijk speerpunt is. Gaandeweg is door daltononderwijs steeds meer invulling gegeven aan de keuze van kinderen. Het is niet dat ze na een taak maar iets voor zichzelf moeten doen, maar ook dan wordt ze iets aangeboden. Daltononderwijs helpt mee de stap naar het voortgezet onderwijs te vergemakkelijken. Ik kan me herinneren dat ik tijdens de eerste periode op de MULO niets presteerde. Van de veertien vakken stond ik er geloof ik dertien onvoldoende, pure onwennigheid. Ik moest zelf plannen en had geen benul wat voortgezet onderwijs en zelfstandig werken was. Later ging het beter, maar door het huidige moderne  onderwijs zijn kinderen nu wel een stap verder. Je moet een taak zien als een agenda. Daltononderwijs is breed, meer dan rekenen en taal. Het is ook kinderen over een drempel proberen te helpen. Ze laten praten of optreden voor een groep mensen bijvoorbeeld. Praktische zaken waar ze later altijd mee te maken krijgen, zeker ook op het voortgezet onderwijs’, weet Johan Boelman.
Johan breekt een lans voor de kinderen van nu. ‘Als ik hoor dat kinderen tegenwoordig niets meer kunnen, dan erger ik me. Ik ben van mening dat ze juist heel veel kunnen. Kinderen redden zich prima, luister eens hoe goed ze bepaalde zaken kunnen verwoorden en hoe ze zichzelf verbaal kunnen verdedigen. Kijk eens naar de werkstukken die ze zelfstandig maken. Het is onzin te stellen dat ze tegenwoordig niets meer kunnen.’
Vanaf 2002 was Boelman samen met Albert Eising directeur van OPON, de overkoepelende organisatie van openbaar onderwijs in de nieuwe gemeente Noordenveld. ‘Daarvoor was ik met een aantal andere mensen al bezig met die herindeling en keken we al naar een manier hoe we samen konden werken. Wat dat betreft was de overstap naar OPON wel logisch. Scholen zijn lang gewend geweest hun eigen koers te varen. Het was vroeger ieder voor zich. Samen optrekken biedt veel meer. Bijvoorbeeld richting gemeente. Langzaam maar zeker bleken de scholen ook overtuigd dat je samen sterker staat. OPON moest er voor zorgen dat het één club werd. Ik kan stellen dat dit gelukt is. Hoewel soms best verschillend, hebben scholen tegenwoordig heel veel voor elkaar over. De samenwerking is fantastisch. Dat gaat van het lenen van spullen tot collega’s die elkaar helpen. De directeur van de school is altijd zelfstandig gebleven, met eigen verantwoordelijkheid. Wij waren er voor de contacten richting gemeente en andere instellingen. Op die manier hebben we de directie ontlast. Zij konden zich bezig houden met hun primaire taak en alle energie aanwenden om kinderen goed onderwijs te bieden. We zijn een spreekbuis geworden. Bij ons kon stoom afgeblazen worden, we probeerden problemen op te lossen. Scholen voelden dat ook, zij hoefden het niet meer op eigen houtje te doen. In 99 procent van de gevallen zijn we in staat geweest tot een oplossing te komen. Later ben ik me ook provinciaal in gaan zetten als het gaat om samenwerking tussen scholen. En na een lange loopbaan voor de klas was dit voor mij ook iets heel anders. Iets dat ik met ontzettend veel plezier gedaan heb. Toch vind ik het goed zo. Het is mooi geweest, na 44 prachtige jaren.’
Johan prijst de samenwerking met het CJG en vertelt dat de krimp haar werk ondertussen doet in de gemeente Noordenveld. ‘We hebben ondertussen te maken met zo’n vijfhonderd minder leerlingen. OPON kan dus ook best verder met één directeur. Ja, dat meen ik. Je moet in geval van krimp niet alleen bezuinigen op de werkvloer, maar ook in het management. Wat dat betreft kwam mijn afscheid op een goed moment, hoe vreemd dat misschien ook klinkt. Net zoals het vroeger heel vreemd was geweest dat een christelijke school en een openbare school samengingen in een nieuwe school. Dat was ondenkbaar. En kijk nu eens. In Een is al een nieuwe school gerealiseerd en in Veenhuizen gaat dat ook gebeuren. Ik sluit meer van dit soort samenwerkingen niet uit. En weet je: de identiteit mag dan wel verschillend zijn, een kind is dat niet. Wat is het verschil tussen extra zorg die een leerling van een openbare school behoeft ten opzichte van die van een christelijke school? Daarnaast was de samenwerking en het contact met niet openbare scholen ook altijd gewoon goed. Nogmaals; ik voorzie meer samenwerkingsscholen. Op dit moment wordt gezocht naar een locatie waar De Marke een nieuw gebouw krijgt. De Parel moet dat eigenlijk ook. Waarom zou je niet onderzoeken of die scholen niet op kunnen gaan in één nieuwe school? Ik ga er niet meer over, maar zo moet je nu wel denken. Regeren is vooruitzien immers. ‘
Johan Boelman weet het. Het is voor ouders van kinderen van groep 8 een drukke tijd. Hun kinderen moeten straks naar het voortgezet onderwijs en dus is er elke dag wel ergens een informatieavond, ‘ Er wordt inderdaad steeds vroeger een schoolkeuze gemaakt. Of beter: er wordt en indicatie gegeven. Op zich ben ik niet voor een heel vroege keuze, aan de andere kant worden ouders zo ook niet verrast. Dat had je vroeger wel eens, dat ouders ineens verrast werden door ons advies voor een school. Ouders dachten dat zoon of dochter het heel goed deed, bleek dat ineens toch wat anders te liggen. Dus is tijdige voorlichting goed, al kan het ook weer een bepaalde druk op kinderen leggen. En kinderen hebben het al druk en voelen die druk. Ze moeten heel veel. Een op de drie echtparen gaan scheiden, veel vaders en moeders werken. Dat soort zaken heeft invloed op de prestaties op school. Niet altijd, vaak wel. Je moet nooit alleen afgaan op cijfers. Je moet situaties kennen en die in de goede context plaatsen. Dat is zeker ook zo met zogenaamde goede en zwakke scholen. Een klas met minder getalenteerde leerlingen die een 6,5 als gemiddeld cijfer haalt, is dat minder dan een goede klas die een 7 haalt? Of beter? Misschien heeft de klas met die 6,5 wel een veel betere prestatie geleverd. Misschien was het vertrekpunt wel totaal anders. Dingen in de goede context zien is dus altijd belangrijk. Zeker als het om onderwijs gaat.’
Johan Boelman vindt de hedendaagse leerkracht niet soft. ‘Het gaat om een aantal zaken als je voor de klas staat. Om openheid, eerlijkheid en helderheid. Je hoeft als leerkracht niet te veroordelen, kinderen moeten wel weten wat mag en niet mag. Ze moeten weten waar de grens ligt. Ik heb zelf best een aantal heel vervelende beslissingen moeten nemen. Door open en eerlijk te zijn en een helder plaatje te schetsen, kon ik die beslissingen zonder gewetenswroeging nemen en werd het me achteraf vaak nog in dank afgenomen ook. De kinderen van nu zijn misschien wat mondiger en lijken daardoor wat minder respect te hebben. Nou ja, aan de leerkracht de grens te bepalen. Doe je dat, dan kun je heel plezierig werken met kinderen van tegenwoordig. Wil je bewijs? Loop gewoon in een willekeurige schoolgebouw even bij groep 3 binnen. Dan weet je genoeg. Het enthousiasme, de puurheid en het plezier. Echt, het spat er ook in 2016 nog steeds vanaf.’
 

UIT DE KRANT