De regie, tot de allerlaatste zucht

Afbeelding
actueel
Bij de dood van Henk Halsema
RODEN – Henk Halsema is dood. Overleden aan kanker. Zó, op deze manier, zou Henk zijn eigen dood hebben verteld. Gewoon, to the point. Er niet omheen draaien. Zeggen zoals het is, en het beslist niet mooier maken dan het daadwerkelijk is. En inderdaad, Henk verloor ook van de K-ziekte, zoals elke dag zoveel mensen die strijd niet winnend weten af te sluiten. Zelfs een remise zit er voor vrijwel niemand in. Donderdag stapte Henk uit het leven. Ook dat had hij zelf geregeld. Waarom nog wachten? Beter werd hij niet en bovendien ‘dat hij er nu zo bij lag, dat was toch niks voor zijn Tineke. Kom op zeg.’ Over de dood van een Volksvermaker. Iemand die letterlijk de regie voerde. Tot zijn allerlaatste zucht. Wie na de Rodermarkt kucht, is niet de enige. Dat noemt men doorgaans de Rodermarktgriep. Wie kent het niet. Loopneus, droge hoest, chronisch vermoeid. Meestal houdt het een week aan. Dat vervelende kuchje van Henk bleef langer, al hoorde je hem er niet over. Henk was geen pieper. Kuchje, ja. Ja, ik kuch, Ja, vervelend; maar om nou meteen naar de dokter te lopen? Nou, nee. Henk was van het type waarvan je eerst een been af moest zetten, wilde hij de gang naar een arts zelfs maar overwegen. In Henk’s ogen viel het vaak allemaal wel wat mee. Gewoon doorgaan, dát was vaak het beste. Werken, je ding doen. Ging de klacht vanzelf voorbij.
Het kuchje bleef. Werd zelfs hardnekkiger. En dus moest Henk er toch aan geloven. De dokter verwees hem naar het Martini Ziekenhuis. Toch maar eens onderzoeken waar dat kuchje vandaan kwam. Niet veel later schoof Henk nerveus aan bij de arts. Die viel maar met de deur in huis. Longkanker. Niets meer aan te doen verder. Beperkte levensverwachting. En de zorg die het ziekenhuis nog kon geven, was vooral palliatief. Opdat Henk de pijn maar zoveel mogelijk bespaard bleef.
Met de wetenschap dat het einde naderde, nam Henk vervolgens geen halve maatregelen. Zijn vrienden van Volksvermaken werden ingelicht, zelf bezocht hij mensen waarvoor hij nog steeds de boekhouding deed. Boodschap: dat hij dit niet langer zou doen. ‘Want ik ga dood.’ Hij ging met Tineke langs vrienden en bekenden om het nieuws te vertellen. Henk bleef sterk. De tranen aan de binnenkant van zijn ogen zag niemand. Hij wilde niet kwetsbaar zijn, niemand die medelijden met hem hoefde te hebben.
Henk Halsema was Volksvermaker. Behalve van zijn eigen bedrijf, kenden de meeste mensen in Roden en omgeving hem van zijn rol binnen het bestuur van de mannen van Volksvermaken. Henk regelde de financiën. Een geruststellende gedachte voor de overige bestuursleden, want van kasverschil hield Henk niet zo. Hij was stipt en helder. Deed nooit gek en meed als het kon de voorgrond. Dat hij ooit voorop de Krant figureerde in een bad van Ronermarken, was opzienbarend. Daar was heel wat praatwerk aan voorafgegaan. En als je goed keek, zag je Henk ook niet echt lachen. Hij deed het dan maar, ter promotie van het unieke Roner betaalmiddel.
En nu, nu was ie dus opgegeven. Wat moest hij nog? Toen kwam Jannie. Het moest zo zijn. Jannie, met een UMCG verleden en deskundig. Ze adviseerde Henk wat ze iedereen met een dergelijke diagnose adviseert: ga voor een second opinion. Jannie regelde het zelfs, min of meer. En dus ging Henk naar dat andere ziekenhuis in Stad. Schoof hij weer later opnieuw aan bij een arts. Toen de arts uitgesproken was, viel Henk’s mond open van verbazing. Ja, zo liet de dokter weten, er was sprake van kanker. Ja, het zag er niet al te best uit. Maar: behandeling was zeer goed mogelijk. Sterker nog; af en toe viel zelfs het woord genezing. Henk’s wereld stond stil. Van ten dode opgeschreven tot iemand die nog jaren zou kunnen genieten van het leven. Twijfel was er ook. Welke dokter had het nou bij het goede eind? Maar: Henk ging er voor. Met volle kracht vooruit. Laat ze maar komen, die tabletten. Henk kreeg chemo, in tabletvorm. Die behandeling zou zwaar worden, Henk zag er niet tegenop. Bovendien was Jannie er. ‘Appelstroop eten. Op je brood, elke dag’, zei ze, net zoals ze adviseerde met welke zeep Henk zich moest wassen. Dan namelijk zouden de beperkingen, zoals die verwacht werden in de vorm van huiduitslag, te overzien. En dus smeerde Henk zich vanaf dat moment elke dag een broodje appelstroop. Waarom niet.
De behandeling werkte perfect. Henk liet zijn achterban via de mail weten hoe het ging en de toon van die mail werd steeds positiever. De tumor slonk. Bijna zienderogen. Er leek een wonder in de maak. Van veroordeelt tot de dood en palliatieve zorg, tot iemand druk bezig om te winnen van kanker. En dat in slechts een paar maandjes. Hoe mentaal zwaar is dat. De tumor werd kleiner, Henk beter. Henk was weer Henk. Sterke Henk, kordate Henk. Hij pakte weer meer werkzaamheden op. Hij was er gewoon, tijdens de CH in Roden op het Jaarbeursterrein. Net als anders. Als gastheer en vraagbaak. Niet op de voorgrond, een drankje bestellend voor een gast. ‘iedereen vraagt hoe het is. Dat is natuurlijk mooi en dat doet me goed, maar soms hè, soms word ik er wel eens moe van’, lachte Henk toen. Stond ie toch maar mooi in zijn pak. Dat het 30 graden was en niet te harden in dat pak, dat liet Henk koud. Hij was er. Bijna beter.
‘Ik heb ischias’, vertelde Henk. Last van de rug dus. We zijn wat verder in de tijd en gelijk de kuch, speelden ook de rugklachten al wat langer. Maar Henk, die piept niet meteen. Ischias dus, al was er geen uitstraling naar zijn benen. Die ischias bleek toch iets anders. Het bleken uitzaaiingen. De K-ziekte had zijn werk gedaan, op een andere plek in Henk’s lichaam. Maar: ook nu was er van opgeven geen sprake. Ook dit kon behandeld worden, kon aangepakt worden en zou aangepakt worden. Nog steeds sterk, zeker mentaal, ging Henk wéér de strijd aan. Tot voor kort. Tot voor een kleine twee weken geleden. Tot het besef kwam dat nóg weer een aantal verwoestende chemokuren teveel zou zijn. Hij kon dat simpelweg niet meer aan, zoals hij ook al enige tijd niet meer at. Het was klaar, het zat er op. Henk wist hoe laat het was en besloot dat hij zelf zou kiezen wanneer hij zou sterven. Wachten? Op wat? Op de kerstdagen? Op januari als hij en zijn geliefde Tineke beiden jarig zouden zijn? Waarom? Henk voelde wat hij voelde. Niemand anders kon dat voelen. Maar veel erger dan dat vond hij het allemaal voor zijn Tineke. Dat zij hem zo zag. Aan de zuurstof, kwetsbaar. Dat wilde hij niet. En dus viel hij terug op die afspraak met zijn huisarts. Dat als de pijn  niet meer te verdragen was, er geen zich op verbetering was, dat hij dan…
Henk kwam thuis. Ging vervolgens niet alleen liggen grienen. De vrijdag voor de Weihnachtsmarkt ontving hij zijn vrienden van Volksvermaken. Ze kwamen in Dickens kleding, kleding die ze een dag later ook aan zouden doen. Henk Cazemier had een borrel mee. Er werd gedronken, al dronk Henk zelf niet. Er werden foto’s gemaakt en het was, hoe gek ook, gezellig. Ondanks het feit dat zijn vrienden hem voor het laatste spraken, hem voor het laatst in levenden lijve zagen. Ook andere mensen met wie hij behalve zijn familie een goede band had, kwamen langs. Henk stelde zijn bezoek op het gemak, slechts af en toe kwam er een traan. Henk benutte de laatste dagen van zijn leven echter vooral om zaken te regelen, zoals hij zijn hele leven van alles had geregeld. De uitvaart regelde hij zelf. Henk wilde de regie, om die niet meer af te geven. Slechts na het uitblazen van zijn allerlaatste adem, namen de nabestaanden het over. Niet eerder.
Zijn vrienden van Volksvermaken kregen allemaal nog wat mee. Waar ze vooral op moesten letten bij de realisatie van de loods bijvoorbeeld. Dat ze die meneer wel even moesten bellen en vooral niet vergaten die vergunning aan te vragen. Henk ten voeten uit. Tot letterlijk die laatste zucht. Henk koos voor de dood, zoals kanker voor Henk had gekozen. Het is het lot. Het werd vechten. Uiteindelijk tegen die verschrikkelijke bierkaai.
Voor jou kwam het sterven niet ineens, jij hebt er moedig voor gestreden. Niemand kan weten wat jij hebt gevoeld, evenmin hoe je hebt geleden.’
Rust zacht beste, lieve Henk. Vincent Muskee
 

UIT DE KRANT

Lees ook