‘Eekschiller, koedrijver..verdwenen beroepen’

Gemeente Noordenveld

Bij toeval kreeg ik van collega-columnist van Midweek, Albert Graansma een boekje in handen. Het was van Iwe Postema, die kort na de oorlog soortgelijk werk deed. Bij de Leekster Courant... Het heet “Het Slaapstee van Diene Fij en andere verhalen uit Leek en omstreken”. Het gaat, zoals vaak met boeken over de geschiedenis over dingen, die voorbij gaan... of geheel verdwijnen. Het eerste stukje gaat over de Schilhoek, nu een straatje langs het Leeksterdiep, dat naar de parkeerplaatsen bij Nienoord leidt. Vroeger een 100 jaar geleden werkten hier Eekschillers. Zij klopten de schil van de eikenstammetjes af, die naar de opkomende leerlooi industrie gingen... Nuttig werk. Vooral bij winterdag, als er verder niet veel werk voorhanden was. We spreken over vroeger uiteraard...

Verdwenen beroepen dus: Vogelvanger, spekjeude, kiepkeerl, lantaarnopsteker, dorpsomroeper, letterzetter, slaapsteehouder, scharensliep, koedrijver en eekschiller...

Over de laatste drie beroepen die gingen, weet ik heel wat af, want ik kom uit een buurt, waar voor 100 jaar veel plaggenhutten voorkwamen en een woonwagenkamp. Het kamp staat er nog, alleen nu niet meer aan het begin van de Hoofdweg, zoals toen. De bewoners in hut en wagen waren op deze beroepen aangewezen... Een van de bewoners van een wagen was Trien Oel, maar niet lang. Kort na de oorlog had ze al heel wat kinderen, waar ze op moest letten. Eentje hield ze ten onrechte niet in de gaten. De ondeugendste... en dat was Hipper... laat die nou juist als ventje van vier met lucifers zijn gaan spelen. Gevolg woonwagen afgebrand. Trien Oel met kinderen dakloos. Maar niet voor lang. Het was Trien niet ontgaan dat in Roden juist het Wolfishuis leegstond. Wachtend op afbraak. Trien trok er in met al haar kinderen. Zo werd ze de eerste kraker van Roden. Misschien wel van het hele land. De gemeente in paniek. Heremietied... Trien Oel midden in Roon. Net nou we Roden willen opstuwen in der vaart der volkeren. Voor Trien en gezin werd vlot een oplossing gevonden. Een een-steens-huisje aan de Esweg. Nee het kraken als vak is niet uitgestorven. Trien Oel inmiddels wel... Hipper ook... een andere woonwagenbewoner was de vrijgezelle Graddus Aalders. Hij was een bedreven scharenslieper, die zijn handkar zelf drukte.

Jantje Hulsebos, weduwe van Janjoppies Willems zag hem lopen en dacht: dat wil ik ook. Graddus vond het best en samen trokken ze met de scharensliep langs de huizen. Over hun liefdesleven doen woeste verhalen de ronde, maar ze hadden ook wel eens bonje. Dan knetterden de scheldwoorden over het kamp: Pein-in-de-Pens... Knik-in-de-Knij! In die tijd... eind 19de eeuw gingen heel wat Willemsen erop uit naar de markten en kermissen in Drenthe. Dan zochten ze een boer op in een cafe, die juist een groepje koeien had gekocht op de markt en zich tegoed deed aan sterke drank. Zullen wij je koeien naar huis brengen voor een zacht prijsje. Over de prijs werden ze het wel eens. De koedrijvers liepen dan op hun klompen vaak een best eind, tot in Friesland aan toe. En dan nog weer naar het veld bij Roden, waar ze woonden. Ook buurman Lucas Uilenberg was vaak van de partij, net als lange Jan Ensing en olle Jop, Piet en Jan Willems. Deze cowboys moesten een goed uithoudingsvermogen hebben. Alles ging op de klompen en niet op die luxe prairiepaardjes van hun Amerikaanse collega’s... Het eekschillen ging ook een beetje anders, dan in Leek aan de Schilhoek. Nee de ploegbaas Ebbe Willems nam zijn mensen mee naar Veenhuizen, het Tonckensbos en de bossen rond het Esmeer. Dat was een heel georganiseer. Ook aan de inwendige mens was gedacht. Daarvoor was Hinderkien Siegers van het Ronerveld ingehuurd. Deze potige dame verzorgde met een grote stoofketel voor het eenvoudige eten. Meestal een mengsel van aardappel en en zoete appels... Hete Bliksem, heet dat in de volksmond. Daar werd dan een deel van een varken ingelegd om mee te stoven. De eekschillers moeten wel es in de pan gekeken hebben en eentje moet het niets onthullende stuk behaard spek aangekeken hebben voor... een “zwienekut”. Ook de arme Hinderkien, ongehuwd moeder ging al vlug met deze bijnaam door het leven. Leuk vond ze dat niet. Het stuk spek was ook aanleiding tot een andere bijnaam. Het ging over Wigger Ensing. Die was helemaal aan komen lopen van de Veenweg te Peize, die doodliep in het grote Bunnerveen. In de volksmond noemden ze dat pad wel de “Hellaon”. Als je daar dus woonde, leek het gewoon verdacht veel op de hel... zo had Wigger Ensing een zoontje, die als 10 jarige het veen was ingelopen, verdwaalde en nooit meer terugkeerde... Omdat Wigger Ensing het verst moest lopen naar de Eekschillersplek in Veenhuizen, meende hij recht te hebben op het dikste stuk spek. Een voor een sneden de eekschillers met een mes een stuk van het spek af uit Hinderkiens stoofpot. Wigger zag het met argwaan aan. Het stuk spek werd alras kleiner en hij was nog niet aan de beurt. Met zijn ruwe klaauw moet hij een brutale greep gedaan hebben in de pot onder het slaken van de kreet: “Mien spak man”. Zo was oom Wiggers bijnaam geboren, ofschoon hij voor Peize ook bekend stond als “Roege” Wigger. Ik heb hem nog gekend. Hij at wel eens bij ons mee. Mijn vader Wieger Willems was naar hem genoemd. Hij was een broer van mijn Bep Aofie... Toen hij bij ons at kreeg hij sla... Dat had hij nog nooit eerder gehad. Rauwe groente... Zijn ouwe maag kon daar niet tegen. Hij rende naar buiten en voor het raam en onze ontzette ogen kotste hij de sla op de stoep...

Nee geschiedenis is de leer der verdwijningen. Niet alleen de beroepen zijn verdwenen... Ook de meeste mensen, die in dit stukje voorkomen leven niet meer. Eens zal dat met ons ook gebeuren... Ook dat staat vast...

UIT DE KRANT