Het lange leven van Henny Kroeske-Birze, die 101 jaar mocht worden

Afbeelding
actueel

Humor tot het laatst: ‘Hou maar op, jullie zingen vals’


RODEN - Ze leefde echt toe naar haar verjaardag op 18 mei, toen ze 101 werd. ‘Zo fijn dat we dat nog met de hele familie hebben kunnen vieren’, laat jongste dochter Anneke weten. Daarna zei ze steeds vaker dat ze een mooi leven had gehad en dat het goed was als het einde zou komen. Er werden mooie en open gesprekken gevoerd met de nodige humor die zo bij haar paste. ‘Ineens was daar het telefoontje uit De Hullen dat mam ziek in bed lag.’ Ze probeerde nog sterk te zijn door te zeggen dat ze last had van aanstelleritis. ‘Mam ten voeten uit, nooit klagen en overal een grapje van maken.’ Maar het was geen grapje, ze had veel pijn en kon geen eten en drinken meer binnenhouden. Het einde van het lange leven van Hennie Kroeske-Birze was nabij.


Hennie zag het levenslicht op 18 mei 1921 op een boerderij aan de Hertendijk in Peize. Ze groeide samen met haar 3 zussen en 3 broers op in een gezellig gezin. Een verjaardag mondde altijd uit in één groot feest. De wereld zag er 100 jaar geleden heel anders uit. Het vervoer ging met paard en wagen en de melkbussen werden op een kar met een hond ervoor naar de weg gebracht. Ze zei later vaak: ‘dat noemen ze nu dierenmishandeling.’ Ze was trots op haar vader, die destijds allerlei bestuursfuncties vervulde, wethouder was en zelfs een tijdje loco-burgemeester van Peize. Nee, hij was geen echte boer en dus moesten de kinderen meehelpen op de boerderij. Als Hennie rust wilde ging ze naar de boom achter de boerderij bij de dobbe, waar ze op een tak ging zitten een boek lezen.


Na haar schooltijd ging ze werken als winkelbediende en tijdens een dansmiddag in Midwolde leerde ze Jan Kroeske kennen, met wie ze trouwde op 9 februari 1944. Het was oorlog en op fietsen met houten banden togen ze naar het gemeentehuis. Het huwelijksfeestje werd gevierd in de stallen van de boerderij met een melkbus vol eigengemaakte drank. Jan en Hennie verhuisden naar het Westerkwartier en werden ouders van Dien, Zuske en Albertha, waarbij het laatste meisje maar een week mocht leven. Hennie had heimwee naar Peize en was gelukkig dat ze in 1949 weer naar haar geboortedorp terug kon keren. Daar werden Harry en Anneke geboren. Hennie was, zoals dat in die tijd gewoon was, huisvrouw. Toch ging ze op een gegeven moment werken als schoonmaakster van een school.


Reizen was niet echt haar ding. Toch gingen ze op vakantie in, wat je kunt noemen, de voorloper van de camper. Samen met vrienden in de vrachtwagen naar de Bodensee waar in de trailer twee 2-persoonsbedden stonden. Ook ging ze vaak een weekje mee met haar man, die inmiddels internationaal chauffeur was geworden. Kamperen mondde volgens haar altijd uit in een ramp: lege luchtbedden of ‘s nachts een verkeerde caravan instappen na een toiletbezoek. Favoriet waren de vakanties in Duitsland bij haar oudste dochter en de vrienden, die ze hadden leren kennen bij een voetbaluitwisseling met de voetbalvereniging van Peize. Het liefste was Hennie thuis. Daar vervulde ze een zorgzame rol omdat ze voor iedereen klaarstond. Zo nam ze haar schoonvader en later haar vader bij zich in huis, om voor te zorgen.


In 1999 kwam ze er alleen voor te staan, toen Jan overleed. Maar Hennie liet haar hoofd niet hangen en bleef genieten van het leven en van het mooiste plekje in Peize, zoals ze haar huis vaak noemde. Zittend op de veranda met altijd een thermoskan verse koffie naast zich. Een beeld wat velen zich herinneren. Ze ging er zelf bijna nooit meer op uit, maar kreeg wel veel bezoek thuis. Ze leefde voor haar kinderen en (achter-) kleinkinderen, die er maar al te graag kwamen. Het was immers altijd lol met oma en verwend worden met koetjesrepen, drop, nougat, soep met ribbetjes, slaatjes en aardappelen met vette jus! Ze bleef de rots in de branding. Terwijl ze het niet altijd even gemakkelijk heeft gehad door de vele operaties die ze moest ondergaan en door het vroege overlijden van haar schoonzoons en schoondochter en het verdriet dat ze daarbij zag bij haar kinderen.


In 2012, na een heupoperatie, ging het mis. Door de narcose raakte Hennie in de war en kreeg ze angstaanvallen. Opname in een verpleeghuis was onafwendbaar. Het duurde even voordat ze de verhuizing naar De Hullen kon accepteren. Maar ook nu, ze klaagde niet en onderging haar lot.


Ze kwam op De Borgen, een ‘gesloten afdeling’, waar ze 9 jaren met heel veel plezier woonde. Ze zei vaak: ‘Die mensen hier sporen niet, of ben ik ook zo? Want ik woon hier ook.’ Ze vergat wel steeds vaker iets en vertelde steeds vaker hetzelfde, maar dement was ze zeker niet. Het was geen straf om bij haar op bezoek te gaan want bij de vrouw met zoveel humor bleef er altijd veel te lachen. Het was een zoete inval waar niet alleen de kinderen, maar ook de klein- en achterkleinkinderen kwamen. En zelfs het vijfde geslacht.


De medewerkers van De Hullen droegen haar op handen. Hennie was een gezellige, tevreden en bescheiden bewoonster die met alle activiteiten meedeed en waar ze veel lol mee hadden. Bingo was haar favoriete bezigheid en ze won ook vaak iets. Dat liet ze dan trots zien maar zei er meteen vaak bij dat ze dacht dat het niet eerlijk was gegaan. Hennie had door dat ze haar iets gunden.


Ze leek onsterfelijk. En toen haar naasten op haar sterfbed naast haar zaten vroeg ze waarom ze er allemaal waren. ‘Of zitten jullie te wachten tot ik doodga?’, vroeg ze. Met diezelfde gevatheid als die ze van haar geleerd hadden was het: ‘Ja, eigenlijk wel.’ Ze lachte en zei: ‘Nou, zing dan maar een liedje voor mij.’ Typisch Hennie om te vragen naar ‘lang zal ze leven’.  Na een paar regels gezongen te hebben zei ze: ‘Hou maar op, jullie zingen vals.’ Humor tot het laatste moment. De volgende ochtend blies ze haar laatste adem uit, haar naasten dankbaar achterlatend. Dankbaar dat ze zo lang in hun midden mocht zijn, dankbaar voor haar zorgzaamheid en haar positieve kijk op het leven. Maar zeker ook voor die heerlijke dosis humor.

UIT DE KRANT