‘Ik heb geen rozentuin, ook geen oplossing. Ik heb wel armen en een schoot’

Afbeelding
actueel

Schrijfster Gerry Velema is in Athene om vluchtelingen te helpen

RODEN – Schrijfster Gerry Velema –echtgenote van notaris Wim Velema- uit Roden is vrijdag vertrokken naar Athene. Niet om er even lekker te genieten van de Griekse zon, zee of fetasalade. In tegendeel zelfs. Ze bivakkeert er in een oude hangar van een voormalige luchthaven nabij Athene. Samen met 1500 gestrande vluchtelingen. Die mensen uit hun misère helpen kan ze niet, maar ze heeft wel armen, zoals ze zelf zegt. “En een schoot. Daar past een kind op.”

Het contrast is schril. Gerry Velema duikelt van een viersterrenhotel in Spanje (ze is net terug van vakantie) naar een oude hangar in Griekenland. Van luxe naar armoede en ellende. Spannend vindt ze het, zegt ze tegen de Krant, vlak voor vertrek. Doodeng eigenlijk. “Ik kreeg een briefje van Stichting Bootvluchtelingen met het adres waar ik zijn moet. ‘Bel ons als je er bent’, staat erop. Ik durf niet! Ik ga niet!, zei ik tegen Wim.” Maar natuurlijk gaat Gerry. Haar liefde voor haar medemensen overwint altijd. Het gevoel dat ze misschien iets voor iemand kan betekenen overvleugelt haar angst. Want dat is Gerry Velema. Ze gaat nooit voor de makkelijkste weg in haar leven. Ze is schrijfster van boeken met een boodschap. En bemoedigster. Met haar verhalen brengt ze mensen moed en hoop. Geeft gevoel dat je niet de enige bent die twijfelt of onzeker is. Dat geeft lucht, zegt Gerry. “Tegenover één woord van ontmoediging staan er 7 tegenover van moed en hoop. Ga maar na. Je kunt nog zoveel complimenten krijgen, maar die ene rotopmerking blijft hangen. Dan probeer ik te bemoedigen. Moed moet.” En vanuit dat uitgangspunt vertrekt Gerry naar Athene.

Gerry Velema heeft wel ideeën over de vluchtelingenproblematiek. Ze leest er veel over, zoekt verdieping, denkt na over hoe het anders kan. Nu nog wilde ze het drama met eigen ogen aanschouwen. Ze nam contact op met Stichting Bootvluchtelingen. ‘Ik ben oma, slechthorend, niet goed in sjouwen en klimmen maar wil graag helpen’, typte ze in een mail. En die mail werd beantwoord. Gerry mag mee. Samen met een team van 7 mensen van Stichting Bootvluchtelingen gaat ze aan de slag in de Griekse hoofdstad. “Hoe ik denk te kunnen helpen? De ellende kan ik niet wegnemen. Die illusie maak ik me niet. Ik heb geen rozentuin. Ook geen oplossing. Maar ik heb wel armen. Die kunnen vasthouden. Knuffelen. En een schoot. Daar past een kind op. Ik kom vooral voor de kinderen. Kinderen hebben mijn hart gestolen. Hou van ze. Ik zal je Leo even laten zien”, zegt Gerry halverwege het gesprek. Leo? Gaat er toch iemand mee dan? Gerry komt terug met een clown op haar arm. Alsof het een kind is, zo houdt ze de pop met de roden neus en het kapotte schoentje vast. Leo is al vaker mee geweest op reis. Heeft veel gezien. Trad op voor 500 kinderen in een sloppenwijk in Zuid-Afrika. “Nu gaat –ie mee naar Athene. Veel kinderen zijn getraumatiseerd door alle ellende die ze hebben meegemaakt. Ik hoop een klein beetje afleiding te kunnen geven. Door te wandelen, verhaaltjes te vertellen, te knuffelen.”

‘Voortdurend getuige zijn van andermans ruzies, geluiden en seksualiteit. Dat moet je wel helemaal gek maken’

Gerry hoopt dat het bezoek aan Athene haar kijk op vluchtelingen verdiept. “Ik ben benieuwd wat het met me doet. Ik ben ooit zuster geweest, dan maak je ook verdriet mee. Maar zo veel ellende, zó groots, nee. Dat heb ik nog niet eerder meegemaakt. Moet je voorstellen. Dat je met honderden mensen op elkaar gepropt, in een oude hangar op een matrasje ligt. Zij aan zij. Je voortdurend getuige bent van andermans ruzies, geluiden en seksualiteit. Dat moet je wel helemaal gek maken. Mensonterend.” Misschien hoopt Gerry wel antwoorden te vinden op de vraag die haar zo bezig houdt: ‘Waarom vluchten mensen massaal uit eigen land?’ “Vroeger, toen Rotterdam plat gebombardeerd werd, vluchtten mensen naar Friesland. Of naar de Veluwe. Limburg desnoods. Maar niet over grenzen heen. Aleppo is ook kapot geschoten. Maar Syrië is groot. Veel groter dan Nederland. Waarom niet naar een andere plek in eigen land, denk ik dan? Dat zou voor iedereen prettiger zijn toch? Minder ingrijpend in ieder geval. Minder ver van huis. Misschien is het omdat het verderop onbewoonbaar is, een te ruig bergachtig gebied? Geen idee of ik antwoorden vind, maar ben er wel benieuwd naar.”

De vluchtelingencrisis in Europa sowieso iets waar Gerry zich druk over maakt. ‘Sinds de Tweede Wereldoorlog het grootste menselijke drama op ons continent’, noemt ze het. Daar moet ze iets mee. Op de achtergrond is ze bezig haar ideeën over de vluchtelingenproblematiek uit een te vouwen. Hoe moeten we omgaan met immigratie, dat is het uitgangspunt van het plan. “Nood op de wereld is niet onze grens. Maar natuurlijk voel ik ook die spagaat: ik wil al het goede voor de vluchtelingen, maar wil ook het goede voor ons eigen land. Het asielbeleid in Nederland is wurgend. Mensen komen hier naar toe met verwachtingen. En wat doen wij? We zetten ze vast in een AZC. Ze moeten zich melden bij de IND. Op dat moment zijn ze de regie over hun leven kwijt. Moeten maar afwachten wat er met ze gebeurt. En ben je eenmaal statushouder, kun je na vijf jaar alsnog uitgezet worden. Eerst ontheemd door de oorlog en vervolgens nog een keer ontheemd door bureaucratie. Dat is toch dramatisch voor een mens? Weet je hoe ze in Canada omgaan met vluchtelingen? Daar vangen ze asielzoekers op met als uitgangspunt: jij wordt een nieuwe Canadees. Zo zou het hier ook kunnen, naar mijn mening. Misschien moeten we de instroom inperken om meer te bereiken. Het is een behoorlijk ingewikkeld en complex probleem dat je maar niet zo maar even oplost.”

Tien dagen is Gerry in Athene. Ze hoopt tussendoor nog even verslag te kunnen doen aan de Krant. Moedig, van een slechthorende oma. Maar gelukkig heeft ze Leo.

UIT DE KRANT

Lees ook