‘jan van Wijk en familie in de Kolonie van Weldadigheid’

Gemeente Noordenveld

RODEN – Geert Willems is de luis in de pels van politiek Noordenveld. Hij bezoekt vrijwel elke politieke bijeenkomst en vormt zich vervolgens een eigen mening.

Aanleiding is een overlijdensakte. Deze week gevonden in het Archief van Noordenveld onder de ingang van het Gemeentehuis. Hans de Vries, het hoofd, hielp het te ontcijferen. Bij ouwe aktes is dat niet eenvoudig. De inkt bleekt in de loop der tijd. De datum was 12 november 1825. Twee gestichtswachters van het 3de gesticht van de Maatschappij van Weldadigheid in Veenhuizen hadden de tocht gemaakt naar het Huis te Westervelde. Toen en nu bewoond door Johannes Tonckens. Toen ook burgemeester van Norg. Bet-overgrootvader van Hans Tonckens, die met Schone borgvrouwe Tjitske boer en houtvester is op dezelfde borg. Aanleiding was het verdrinken in de 6de wijk van de 6 jarige Hermannus van Wijk, op de acte genoemd “een vondeling of verlatene wezen genoemd, want de ouders’ namen zijn niet bekend”... verschillende zaken kloppen niet in de acte. Weet ik nu. De naam was niet Hermannus, maar Hendrik van Wijk, geboren 1818 in Amsterdam. De namen van de ouders waren wel bekend, namelijk Jan van Wijk en Marretje Korst. Zij werkten ook bij het 3de gesticht. Vader Jan als bakker, Marretje als linnenwerkster. Hun toen 4 kinderen waren niet opgesloten in het gesticht. Zij konden vrij rondlopen in de omgeving. Dit nu moet de 6 jarige Hendrik fataal zijn geworden. Hij verdronk dus. Dit voorval moet Jan van Wijk in het daaropvolgende jaar hebben doen besluiten de Maatschappij de rug toe te keren. Dit verhaal heb ik bij de huidige nazaten opgetekend en bevestigd gekregen... Er ging veel meer mis in de beginjaren van de Maatschappij van Weldadigheid. Neem de aanleg van de Norgervaart. Men ging er ten onrechte vanuit dat het niveauverschil met de Smildervaart ten opzichte van de ligging van Veenhuizen niet zo veel scheelde. Sluizen had men verzuimd aan te leggen... Toen in 1823 de Norgervaart feestelijk werd geopend en de dam werd doorgestoken, liep prompt bijna de hele Smildervaart leeg... de Norgervaart liep over... Boten in de Smildervaart stootten op de grond... Het vervoer van wezen en bedelaars moest nu juist via die route lopen. Vanuit Amsterdam was het een helse tocht. Bij bosjes stierven de dicht opgepakte wezen op de vrachtvaarders... burgemeester Johannes Tonckens had het er maar druk mee. Al die overlijdensactes... Jan van Wijk vertrok met zijn Marretje naar een onderkomen in het nabijgelegen Roden. Vooraan aan de weg naar Peize vonden zij een eenvoudig huisje. Ze hadden toen drie kinderen en Jan werkte als bakker bij Wethouder Roelof Pieters Deodatus, hoek Herestraat en Brink. Deze hielp ook na de gedwongen “verdrijving” uit Roden naar de Roderesch samen met Pieter Willems in 1834. Aanleiding was de ellende met de Belgische opstand, die veel Rodense militairen het leven kostte. De woede richtte zich op Pieter Willems, een Waal geboren in Tongeren en de “Koloniekerel” Jan van Wijk. Zij kregen van Deodatus tegenover elkaar aan het Laontje aan de rand van de Roderesch twee kleine stukjes grond, waar ze in een nacht een plaggenhut oprichtten. De geschiedenis der Willemsen, alias de Piepedoppen heb ik al eens eerder beschreven... Jan van Wijk had een lemen deel en ook een lemen oven. Daarin bakte hij snachts zijn platte stoeten, die hij op een ezeltje laadde en die hij zo bezorgde bij het 3de gesticht in Veenhuizen. Daar kenden ze hem nog... Zo verdiende hij de kost. In Roden werden nog eens 2 kinderen geboren en op de Roderesch nog eens twee. 4 zoons trokken verder Drenthe in. Zij kregen een groot en meestal maatschappelijk succesvol nageslacht... 2 zoons bleven in de buurt. De oudste Dirk trouwde met een zus van Lute Hulsebos, eerste bewoner van Alteveer. Dirk woonde daar ook aan de latere Stuwweg. Zijn nageslacht verhuisde naar Westerkwartier. Een zoon woonde op de Roderesch bij het zogenaamde Poepenbos. Het was Albert en die werd vader alweer van een Jan van Wijk, beter bekend als Jan Moezie. Door een weddenschap met de notoire slimmerik Jan Gerrits in zijn tijd ook wel de Koning van de Roderesch genoemd, slikte hij een levende muis in. Zijn nageslacht draagt daardoor tot op de dag van vandaag de naam Moezie. Zo ook Ab Moezie. Een zoon van Jan. Die had weer een andere opmerkelijke reputatie. Het was een oprechte natuurliefhebber. Hij reed regelmatig op een brommertje, toen “stoomfiets” geheten, op witte gympies richting Norgerduinen. Ik vroeg mijn pa eens waarom hij van die witte gympies droeg. “Dan kan hij hard weglopen, als hij betrapt wordt bij het spannen” verklaarde mijn pa. Spannen dat was voor Ab Moezie hetzelfde als pornofilmpjes bekijken tegenwoordig. Met dit verschil dat Ab Moezie het tafereel life opzocht in de Norgerduinen...
BakkerJan van Wijk’s gelijknamige zoon Jan, geb Peizerweg in 1827 bleef later op de ouderlijke stee aan het Laontje wonen, thans Kaatsweg tussen no 16 en 20. Zijn zoon Eltjo had een dochter Grietje, die trouwde Jan van der Heide, grootvader van de huidige bewoner met dezelfde naam. Eltjo van Wijk had ook een zoon Jan, die later ging wonen aan het verlengde van de Esweg. Later werd daar tegenover het nog aanwezige woonwagenkamp Berkenheuvel  gesticht. Nu woont op dat bescheiden boerenerfje zijn zoon Luut. Die was lange tijd melkrijder, net als vader Jan van Wijk. Deze echter noodgedwongen, want hij kon moeilijk vast werk vinden. Steeds werd hij weer weggestuurd door zijn tijdelijke werkgevers. Zijn laatste wou weer van Jan van Wijk af. Geef mie dan papieren met, smeekte Jan van Wijk... De man was de beroerdste niet en schreef een briefje, die hij zorgvuldig verzegelde, dichtlikte en aan Jan meegaf... “kiek, dit krieg ie met... geef dat moar an je volgende baos...” kreeg hij als boodschap mee... Toe Jan de brief afgaf aan zijn volgende baas, schoot die na het lezen in een vrolijke lach... “Waorom lach ie?” Vroeg Jan... Lees maor, sprak zijn baas... er stond:
Dit is Jan van Wiek...
Kej jij m bruuken...
Ikke niet...

UIT DE KRANT