Jules Deelder had een ‘Windhundenkopf’

Afbeelding
actueel

Hoeveel stropdassen heeft een man nodig? In feite maar drie. Een stemmige voor lezingen, lintjesregens en uitvaarten. Een kleurige voor trouwpartijen, feesten en vernissages. En een met rendieren en arresleden, voor Kerst. Garderobe compleet.


Jules Deelder (1944-2019) dacht daar heel anders over. Hij beheerste de techniek van de Dubbele Windsor en paste die knoopkunst toe op een bonte verzameling stropdassen. Dochter Ari Deelder ruimt er in haar boek ABCDeelder onder de letter S liefst zes pagina’s voor in. We tellen er meer dan honderd, variërend van breed naar zeer smal, van smaakvol en gedistingeerd tot en met foeilelijk en ordi. De collectie wordt voorafgegaan door een visuele handleiding voor de juiste knoopwijze, een praktische geste naar lieden die dat nooit echt onder de knie kregen.


Jules Deelder was overigens in zijn jeugd niet direct bekeerd tot de stropdas. Bij zijn debuut als podiumdichter, op 28 februari 1966 tijdens de legendarische door Simon Vinkenoog georganiseerde manifestatie Poëzie in Carré, droeg hij een bloemetjesoverhemd. Flower Power, u weet wel. Hij had zijn haar lang, zoals toen voorgeschreven, en snor en baard mochten ook welig tieren. Midden jaren zeventig ging hij over tot zijn ‘neonrealistische’ coiffure, de haren recht naar achteren geplakt, daartoe geholpen door de groene brillantine van het merk Yardley. Die smeerde hij na een heet bad op zijn hoofd en bond er daarna een theedoek over, een knoop onder zijn kin. Het resultaat: de echte ‘Windhundenkopf’.


We weten dit allemaal uit de liefdevolle beschrijving die Ari Deelder onder de letter Y heeft weergegeven. Ook hier heeft ze een handige tekening bijgevoegd, of eigenlijk een ouderwetse knipplaat. Men kan zo de dichter van de gewenste uitdossing voorzien: ‘Knip uw eigen Jules’. Die opdracht kan ook als metafoor gelden voor de verzameling die ze in ABCDeelder heeft bijeengebracht, een rijk geïllustreerde greep uit de magazijnen, verzamelingen en archieven die achterbleven bij de plotselinge dood van de dichter. De lezer kan uit met behulp van dit Deelder-alfabet zijn eigen beeld van het Rotterdamse fenomeen opmaken. Zoals met de jazzcollectie (zijn grootste liefde), merkwaardige verzamelingen, mysterieuze objecten (zoals de weggeraakte Egofoon, een door Jules gemaakte readymade), brillen, horloges, messen, kostuums, pistolen, armbanden – maar ook zijn enigszins ongemakkelijke collectie boeken over Hitler-Deutschland. Twee hoofdstukken zijn geplukt uit De Volkskrant: eerst een gesprek met John Schoorl van 18 november 2019, waarin Deelder meldt dat hij veel geld over heeft voor een plaat van trompettist Tony Fruscella. En het vervolg op 19 december van dat jaar, waarin wordt verhaald dat Deelder die plaat wel degelijk in zijn bezit kreeg, voor flink wat pegels. Hij draaide hem vier keer, ‘die ene uit 1955 op het Atlantic-label, met zwart etiket’. En overleed niet lang daarna.


Ari Deelder ziet dit boek als aan aanloop (‘een wormvormig aanhangsel’) naar de biografie die ze ooit over haar vader zal schrijven. Ze is nog maar net begonnen met uitpluizen. Ze heeft nog veel voor de boeg. 

UIT DE KRANT