‘Kijk, dat is nou een fuut. Dat zie je aan z’n kuif en rode wangen’

|||||||
||||||| Foto: |||||||
actueel

IVN-voorzitter Cees Koelewijn met de Krant langs wallen, water en rietvelden

NOORDENVELD-RODERWOLDE- De fluut is de aanleiding voor deze reportage. Een fluut? Nee. Een fuut natuurlijk. Daar werd de redacteur van de Krant even haarfijn op gewezen na het publiceren van een interview met IVN-man Cees Koelewijn. Als natuurkenner pur sang ergert hij zich nog al eens aan de haperende natuurkennis van de gemiddelde burger, tekende de redacteur toen op. “Leuk stuk, mooi verwoord, maar wat is in hemelsnaam een fluut?”, schreef Cees in een mailtje. Hij stelde ook meteen voor om samen op broedvogelinventarisatie te gaan. Zou hij de fuut wel even laten zien. Zo geschiedde. Op vrijdagochtend, 7 uur precies, bij het haventje van Roderwolde. “En wees op tijd. Anders ben ik weg.”

Aangekomen bij de haven staat Cees al naast zijn auto in het land tegenover de Roderwolder molen. “Je bent te laat.” Huh? “Twee minuten.” Cees is een man van de tijd. Houdt niet van Drentse kwartiertjes, zegt hij. Vanaf half maart tot 9 juli houdt Cees om de twee weken een broedvogelinventarisatie. Twee dagen per week, het liefst in het weekend. Altijd een uur voor zonsopgang –nu stipt om vijf uur- staat hij met lieslaarzen, een kaart van het gebied en Swarovski-verrekijker (de allerbeste volgens hem) in de Zuidermaden in Roderwolde. Of in de Kleibos (onderdeel van de Zuidermaden) of het Mensinge bos, want daar inventariseert Cees ook. In zijn auto ligt nog een telescoop, ook van Swarovski, lieslaarzen en een waadpak.

“Eerst maar even naar de houtwal. Daar zit de grasmus”, zegt de vogelkenner wijzend op een piepklein vogeltje dat hoog in de boom op de wal zit. Even dacht Cees nog een gekraagde roodstaart te horen, maar dat bleek later toch niet het geval. Te horen, want vogels inventariseer je op gehoor en niet op zicht, leert Cees de journalist, een leek op natuurgebied. Mankeert er iets aan je gehoor, kun je dit werk niet meer doen. Heb je geen zuivere telling meer. Punt. Maar Cees heeft geluk. Hij heeft met zijn 67 het gehoor van een 21 jarige, bleek uit de gehoortest van Schoonenberg. “Hier zit nog wel een zwartkop op de wal”, zegt hij terwijl hij de gespotte diertjes noteert op de juiste plek op de kaart van het gebied. “Na de inventarisatie voer ik ze in op de computer, via een speciaal programma van SOVON. Door middel van een code (het zijn er 12 verschillende) geef ik aan wat ik zie. Zingt ie? Zijn er jongen? Dat soort dingen. En met 1 druk op de knop weet je op het eind van het seizoen hoeveel broedvogels er in een gebied zitten.”

Van de wal naar het water. Naar het natuurgebied aan de overkant van de zo’n 20 meter brede slenk om precies te zijn. “Maak je niet druk. Ik heb een badlaken bij me”, stelt Cees gerust. Maar eerst wordt de telescoop uit de auto getrokken. Om de plas over te koekeloeren. “Ik wil weten hoeveel verschillende watervogels er zitten. Misschien zien we wel een fluut”, kopt Cees nog even in. Kuifeendjes, meerkoeten, krakeenden en grauwe ganzen ploeteren allemaal gezellig in het meertje. ”Kijk! Een paring van een bergeend!”, roept hij terwijl de vogels nagenoeg op het zelfde moment weer ieder een kant opvliegen. Of het altijd meteen raak is? Nee zeg. Vogels zijn net mensen. Het moet wel regelmatig even gebeuren. Maar ’t kan ook klaar zijn in een wip.” Vlot daarna: “Kom eens kijken, een fuut!”, zegt Cees terwijl hij de telescoop precies op de zwemmende vogels richt. “Je herkent hem aan z’n kuif en z’n rode wangen.” Verder spot de vogelaar nog een visdief, een tureluur (‘die maakt zoveel kabaal dat je er tureluurs van wordt, vandaar de naam’) en een rietzanger. Die laatste komt veel voor hier, weet Cees.

Het is half acht. Terwijl de redacteur zich in een waadpak (een soort neoprane-overal dat waterdicht moet zijn) hijst, trekt Cees zijn lieslaarzen aan. Tijd voor de oversteek. Tussen twee houten paaltjes wagen we de overtocht. Juist daar, want op die plek ligt een betonmat onder het wateroppervlak. Het water komt daar dankzij de betonnen ondergrond niet verder dan kruishoogte. Eenmaal aan de overkant mag het warme pak uit en kunnen de laarzen weer aan. “Hoor je dat? Prrrrrrrrrrrrrrr. Een sprinkhaanzanger”, constateert Cees wanneer we te midden van de rietvelden staan. Naast veel riet barst het er van de brandnetels. Klein nog, gelukkig. Erg gemakkelijk loopt het overigens niet in het veld. Door de vele molshopen, kuilen, holen (‘het werk van woelratten’), distelstruiken (‘nuttig hoor, ze trekken vlinders en putters aan’) en rietpollen is behoorlijk opletten geblazen. “Dit natuurgebied is een jaar of vier geleden gecreëerd. Uitruil met hooilanden. In dit gebied, eigendom van Stichting Het Drentse Landschap, mag de natuur z’n gang gaan. Hier wordt niets door de mens aangeraakt.” Hoewel Cees gek is op ongerepte natuur, heeft hij nog wel wat ideeën voor het gebied bij Roderwolde. Zo zou hij er graag wilgen zien. Want die trekken bevers aan. En dat zou helemaal leuk zijn, bevers die de wilgen weer opvreten.

We zijn bij het Peizerdiep aangekomen, de grens van het inventarisatiegebied. Cees hoopt de karekiet nog even te horen. Dat zou nu goed mogelijk moeten zijn. “Ze moeten uit centraal Afrika komen. Zo’n 7.500 kilometer vliegen ze om vervolgens hier neer te strijken.” Van karekiet naar de Koekoek. Een behoorlijk slim beestje, blijkt. Want behalve dat ie z’n eieren dropt in andermans nest, is het in staat om ze ook in vorm en kleur aan te passen aan de eitjes van zijn gastheer. Moeiteloos imiteert de Koekkoek zo’n 50 verschillende soorten eieren van zangvogeltjes. “Hoe dat kan? Een gevolg van evolutie! En die kleine vogels hebben geen idee. Die zitten gewoon op de rug van ‘hun’ grote kuikens om ze te voederen.” De karekiet is inmiddels gehoord. Nu hoopt Cees nog op een bosrietzanger. “Een geweldige imitator. Vooral als ie Afrika is geweest. Hij pikt er liedjes van andere vogels op. Hoor je zo ineens een Afrikaans deuntje.” Maar wat we ook zien of horen, geen bosrietzanger. Wel aalscholvers, slobeenden (‘die danken hun naam een hun lange snavel waarmee ze probleemloos van alles uit het water slobberen’), knobbelzwanen en een lepelaar. “O, kijk! Een mannetje met twee vrouwtjes. Dat is het werk hè?”, grijnst Cees terwijl we de terugtocht inzetten. Langs de slenk die helemaal rondom het gebied loopt, wandelen we naar de plek waar de lieslaarzen en het waadpak zijn achtergebleven. De wereld telt zo’n 10.000 verschillenden vogelsoorten, wordt de redacteur nog gewaar. En in De Onlanden broedden er in 2014 101 verschillende soorten, weet Cees te vertellen. Een ding is zeker: Cees weet alles over vogels. Ook over paddenstoelen trouwens. En de flora in het algemeen. Cees noemt zichzelf generalist. Natuur als tweede natuur. Ontstaan toen hij als klein jochie eens een ijsvogel zag. Die was zó mooi, dat Cees besloot er zijn hobby van te maken. Cees Koelewijn werkt als vrijwilliger voor de IVN, Het Drentse Landschap, schrijft columns en informeert een nieuwsgierige journalist graag over de fuut. Opdat ze dan ook nooit meer over een fluut schrijft.

|||||||
|||||||
|||||||
|||||||
|||||||
|||||||
|||||||

UIT DE KRANT