Kleintje Cultuur: Toondichter Foleor van Steenbergen en schrijver Harm de Jong

Cultuur
 
Het verhaal van een jongen die zijn overleden zus mist en een lied bedenkt om haar te eren
BOERAQUAIRE- Een smal bospaadje leidt ons naar het landgoed van toondichter, organist en kunstenaar Foleor van Steenbergen in Boerakker. Of Boeraquaire, zoals de dichter zelf zijn woonplaats graag noemt. “Uw stoel staat voor een knapperend haardvuurtje. Gaat u maar zitten”, zegt hij wijzend naar de oude schommelstoel die hij voor de gelegenheid voor openhaard in zijn woon- en werkkamer heeft gepositioneerd.
Of de Krant aandacht wil besteden aan iets bijzonders, vroeg de dichter een tijdje geleden. Een boek dat zijn plaatsgenoot Harm de Jong schreef in opdracht de historische vereniging van Leeuwarden naar aanleiding van de benoeming van Theo Jellema als stadsorganist. Een historische jeugdroman die het verhaal vertelt van Jakob Balck, een jongen die leefde in de eerste helft van de 18e eeuw en het verlies van zijn overleden zus Rebecca probeert te verwerken. Geïnspireerd door iemand die hij ontmoette op een kermis bedacht hij een lied dat hij als eerbetoon aan zijn zus in de Grote Jacobijnkerk in Leeuwarden op het grote orgel speelde. Harm de Jong bedacht het verhaal en vroeg Foleor van Steenbergen het lied te schrijven en te componeren. Een bijzonder boek, een bijzonder lied en een zeker zo’n bijzondere ontmoeting.
‘Het bedorgeltje van Jacob Balck’, heet het boekje dat al een kunstwerk op zich is. Het historische tafereeltje op de cover (geïllustreerd door Fiel van der Veen) neemt je mee naar vervlogen tijden. Rebecca, de zus die dus overleden is, is nevelig afgebeeld, haar blik is afwezig. Alsof ze er niet bij is en ook weer wel. Een verhaal verteld op romig geel papier, dat continu afgewisseld wordt door ‘hoofdkriebels in de bedstee’, een soort dromerige overdenkingen van Jakob. In een korte bloemlezing vertelt Harm de Jong het verhaal van Jacob Balck. Vader en stadstimmerman Claes Balck bouwt aan een kerkorgel en zijn moeder is vaak in de war. Alleen al door te luisteren voelen we het verdriet van het  jonge ventje. Op een jaarmarkt ont moet hij een kermisjongen. Een durfal. Hij verleidt Jakob Rebecca te herdenken tijdens een feest waarbij het kerkorgel  in gebruik genomen wordt. En zo het geschiedde.” Op een bedorgeltje (een soort muziekdoos) probeerde hij het lied te spelen. Akoestisch gezien geen doen natuurlijk. Dus moest de organist weg en nam Jacob plaats achter het kerkorgel om zijn Rebeccalied voor te dragen.
Foleor springt achter zijn Emil Berdux-piano die bedekt ligt onder stapels bladmuziek en boeken. Stilte. ‘Een zoet verlangen kleurt de luchten blauw. Ik hoor van ver muziek en eng’lenzang. O, wolkenkoning, zoek het nieuwe land. Tem de golven, leg de winden in mijn hand en breng me naar de verre overkant. Meester van de Zee, neem mij mee.’ Stilte. Hoe knap is het dat iemand het voor elkaar krijgt dat de bedoelde emotie van de schrijver binnenkomt via een muziekstuk? “Het komt zelden voor dat een dichter zelf een gedicht schrijft en ook de muziek componeert”, zegt Harm de Jong die trots is op het eindresultaat.
Met gemak vullen we nog een pagina over de beide heren uit Boeraqaire. Maar helaas, deze rubriek kent een maximaal aantal woorden. “Heeft u genoeg informatie voor uwen krant?”, vraagt Foleor terwijl hij zijn kat voor het wiel van de auto wegjaagt. Meer dan. Er moet ruimte blijven voor verbeelding. En nieuwsgierigheid.  Het bedorgeltje van Jacob Balck is te koop in de boekhandel.
 

UIT DE KRANT