Klimaatgasten?

Puur natuur

Zomervakantie, inpakken en wegwezen. Zwembroek, handdoek, korte broek, t-shirt alles in de koffer en we vertrekken naar de zon. Of warme trui, regenjas, wandelschoenen, korte broek, lange broek en we vertrekken naar bijvoorbeeld Scandinavië of IJsland. De zomervakantie is aangebroken. Zeker één keer per jaar begint ons reisbloed te stromen en vertrekken we het liefst naar verre oorden. Na de vakantie pakken we ons ‘gewone’ leven weer op.


Vroeger, heel vroeger, was dat anders. Onze verre voorouders waren nomaden. Ze trokken noodgedwongen achter de kuddes rendieren en wolharig mammoeten aan. Met de seizoenen en temperatuurgrens trokken de stammen door het woeste land op zoek naar eten. Na de ijstijden liep de temperatuur langzaam op en werd het steeds aangenamer leven in noordelijker streken. We leerden ons eten verbouwen zodat rondtrekken niet meer nodig was. Nu lopen we naar de supermarkt en hebben centrale verwarming. Het met de seizoenen rondtrekken is verleden tijd.


Een groot aantal dieren reageert nog steeds op de seizoenen. We kennen allemaal de trekvogels die met de seizoenen mee naar ons land komen en gaan. Een aantal van deze vogels vinden het hier ’s winters heerlijk, de wintergasten. Die komen van koudere gebieden om hier te overwinteren. Andere vliegen na de broedperiode juist naar het zuiden want zij vinden het hier ’s winters te koud, soort zomergasten. Zij zoeken bijvoorbeeld de Afrikaanse zon op om te overwinteren. 


Er zijn ook dieren die met de opschuivende temperatuurgrens mee verhuizen, een soort klimaatgasten. Omdat de meeste soorten vanuit het zuiden komen worden ze vermoedelijk geholpen door de klimaatverandering. Deze planten- en diersoorten hebben Nederland ontdekt als vaste woon- en verblijfplaats. Het zijn dus eigenlijk geen gasten maar nieuwe bewoners. Hier wordt veel onderzoek naar gedaan. Naar de gevolgen van het verschuiven van klimaatzones en verspreidingsgebieden.


Uit onderzoeken bleek dat de gemiddelde snelheid waarmee de verspreidingsgebieden zich verplaatsen zo’n 16,5 km per 10 jaar is. Maar er zijn uitzonderingen. Bijvoorbeeld de wespenspin of tijgerspin. Deze werd in 1980 voor het eerst in zuid Nederland gezien. Nu leeft deze in het hele land en noordelijker. Deze spin legde zo’n 100 kilometer per 10 jaar af. Een ‘topper’ is de eikenprocessierups die met 150 km in 10 jaar tijd nog sneller oprukte.


Er zijn veel meer voorbeelden van ‘oprukkende’ dieren zoals de sikkelsprinkhaan, vuurlibel, tijgermug, Faraomier en vlinders als kolibrievlinder, bont zandoogje, gehakkelde aurelia, koninginnenpage en mineermot, de zilverreiger en de Franse veldwesp. Dit lijstje kunnen we uitbreiden met plantensoorten. Maar planten verplaatsen zich minder snel dan dieren. De snelheid waarmee het klimaat verandert levert vooral voor planten een uitdaging op. Leefgebieden lijken eerder ongeschikt te worden dan dat de planten zich kunnen verplaatsen. Planten zijn weer voedsel voor bepaalde dieren. Zo kan de snelle klimaatverandering flinke gevolgen hebben voor het leven op aarde.


Wat we zien gebeuren op de breedtegraad  gebeurt ook in de bergen. Planten en dieren leven steeds hoger op de bergen omdat ook daar de temperatuur stijgt.


Toch blijven ook mensen (verre) reizen maken. noodgedwongen, voor het werk of voor ons plezier. Niet omdat we afhankelijk zijn van seizoenen om ons eten te vinden want overal zijn winkels. Wij blijven deze zomer in Nederland. Niet in het ‘warme zuiden’ maar het ‘koelere’ noorden. Een paar dagen op een van de fraaie Waddeneilanden. Genieten van duinen, zee, strand en wad, natuur en wind. Want ook in Nederland is het goed vertoeven en vinden we overal supermarkten.


Andre Brasse juli 2021


UIT DE KRANT