Maria’s Mooie Mensen

maria's mooie mensen

Het gebit van oudste dochterlief liet even op zich wachten. Ze was al zeker een jaar en drie maanden voor de eerste tanden zich lieten zien. Onze jongste twee dames hadden op die leeftijd al heel wat tanden in hun mond. Ook het wisselen gaat bij de oudste zonder haast. Twee tanden hebben we zien gaan; een prestatie die verbleekt bij de vele tanden die onze puppy in hoog tempo uit zijn mond liet vallen. Hoewel ze zelf nog hoop heeft, hebben we de tandenfee nog niet gezien. ‘Nee joh’, zeg ik altijd, ‘die kan ons dorp echt niet vinden hoor.’ Het is simpelweg een te grote uitdaging om onder het kussen van een slapend kind een tand te verwisselen voor geld. Bij onze allerjongste dame rust er geen zegen op de tanden. Ze was nog maar anderhalf toen ze ooit lelijk viel en één van de voortanden zwart verkleurde. Destijds vond ik het een rampzalig idee dat ze nog jaren met zo’n zwart ding voor in haar mond zou lopen, maar alles went en het bleek een handig hulpmiddel om onze eeneiige tweeling uit elkaar te houden. Na nog een paar valpartijen waarschuwde de tandarts ons dat deze tand er ongetwijfeld eerder uit zou vallen dan alle anderen. Er zat geen leven meer in en nog een val zou wel eens de druppel kunnen zijn. Nou is vallen nogal een dingetje bij haar. Ze is wellicht te druk, te onhandig of heeft gewoon te weinig aandacht bij wat ze doet en ligt nogal eens om. Afgelopen zaterdag was het weer raak. Bij het buitenspelen wilde ze in het tikspel op een picknicktafel klimmen. Deze was wat glad van de regen en dat ging mis. Ik hoorde een klap en wist al wel: dit komt niet goed. In haar mond prijkte een groot gapend gat. Ik pakte spullen bij elkaar, belde hulptroepen en sommeerde haar zusjes de tand te gaan zoeken. Met één bebloed kind en twee huilende zusjes zette ik koers richting huis. In mijn hand de zwarte tand die er compleet uit lag. Rap de auto in en richting de tandarts van dienst. Met dank aan het zwarte mondkapje dat manlief en ik op moesten, zag ik nog bleker dan anders wanneer ik bij een tandarts naar binnen moet. Eén geluk: de gruwel zal lastig van mijn gezicht te lezen zijn geweest, toen de beste man ons uitgebreid uit de doeken deed hoe we bij een ‘grote-mensen-tand’ een volgende keer – oh nee, niet nog een keer, dacht ik – moeten zorgen deze zo snel mogelijk weer terug te plaatsen. Ik heb nu nog steeds een heel herkenbaar tweelingmeisje; dit keer niet aan de zwarte tand, maar aan het gapende gat in haar mond. Ook dit zal vast wennen. En zij zelf zag er wel een voordeel in, want die tand moest natuurlijk gehaald worden door de tandenfee. Met pijn en moeite praatte ik het ding onder haar kussen weg. Maar ik kon het niet over mijn hart verkrijgen dit zielige meisje een centje te onthouden. Dus ja hoor, ’s nachts slopen we op onze tenen haar kamer in om de tand te verwisselen voor geld. Drie meisjes, stuk of twintig tanden te wisselen: ergens in die vijftig keer dat we voor tandenfee moeten spelen, zullen we er vast handig in worden.

UIT DE KRANT