Maria’s Mooie Mensen 280

maria's mooie mensen
Het was me het weekje wel. Manlief was ziek, oudste dochterlief ziek, de kleintjes begonnen ook en zelf pakte ik een keelontsteking mee. Manlief knapte moeizaam op en oudste dochterlief werd stierlijk vervelend van al het thuis rondhangen. ‘Ik wil met iemand spelen’ verzuchtte ze en ik had simpelweg te weinig stem om haar uit te leggen dat in ons huishouden geen plek was om die week ook maar iemand überhaupt over de drempel te vragen. De kleintjes maakten in eerste instantie schandalig misbruik van het feit dat ik geen geluid kon produceren totdat ze concludeerden dat zo’n moeder die alleen nog maar strenge blikken stuurde ook wel erg imponerend was en ze zich lieten corrigeren met een simpel maar duidelijk ‘nee’ schudden van mijn kant. Waar zij zieker werden, krabbelden wij moeizaam op en werden de gebeden van oudste dochterlief verhoord: de logeerbeer kwam ons vol bacillen gevulde huis verblijden. Totaal niet op mijn hoede en half versuft bijna van alle keeltabletten die ik innam, bekeek ik met verwondering de enorme tas die juf met zich meesleepte door het lokaal toen ik dochterlief vrijdags weer op haar stoeltje achterliet. ‘Het zal wel normaal zijn voor juffen om zoveel spullen mee te hebben naar hun werk’ bedacht ik me naïef, tótdat ik na de kus en knuffel dochterlief alleen wilde laten en ik hoorde: ‘deze is voor jullie’. En ja hoor, daar liep ik dan mét die enorme tas. Want deze logeerbeer is er namelijk niet zomaar eentje, hij nam zelfs zijn eigen garderobe inclusief winterjas mee. Na de eerdere ervaringen met de logeerbeer van de peuterspeelzaal – die kregen we de eerste keer mee toen ik nét bevallen was van de meisjes en op zich wel wat anders om handen had dan leuke dingen doen met de beer en een tweede keer keek dochterlief er zó weinig naar om dat we niet eens meer wat in het grote logeerboek hebben geschreven – heb ik de school wel eens blijer verlaten dan dit keer met die grote tas. Eenmaal thuis ging het al snel van ‘wat zullen we eens allemaal met de beer gaan doen’ naar ‘wat kunnen we allemaal met de beer gaan doen’ tot ‘ik weet niet meer wat ik met de beer moet gaan doen’. In slechts anderhalf uur presteerde mevrouw het zelfs de beer kwijt te raken. Gelukkig was de paniek kort, werd de beer weer gelokaliseerd en moest er buiten gespeeld worden. De beer moest een winterjas aan en een broek, anders zou hij ziek worden. Dat hij bij ons thuis überhaupt ziek zou worden of in elk geval waarschijnlijk het volgende gezin waar hij gaat slapen, liet ik maar even achterwege voor dochterlief. Zoals u begrijpt: het werden drie prachtige dagen. De beer werd volop onder geniest, weggehoest en er zal ongetwijfeld wat snot aan afgeveegd zijn. Zoals dat een goed moeder betaamt, schreef ik op zondag een mooi verhaaltje in het boek en plakte dochterlief er foto’s van haar en de beer in. Stiekem schreef ik onderin nog een klein regeltje voor de volgende: ‘ps, gooi de beer een keertje extra in de wasmachine’.

UIT DE KRANT