Maria’s Mooie Mensen 324

maria's mooie mensen
Onmisbaar voor elke basisschool zijn ouders die van tijd tot tijd bijspringen. Wie het leuk vindt en denkt zijn roeping gemist te hebben door het leraarschap aan zich voorbij te laten gaan, kan zijn hart ophalen. Er gaat amper een week voorbij zonder dat je je op ruim twintig bloedjes van kinderen kan storten. Zelf heb ik absoluut geen ambities richting het onderwijs. Sterker nog: hoewel ik snap dat twintig kleuters hartverwarmend ontwapenend kunnen zijn, breekt bij mij toch echt het zweet uit bij de gedachte aan de verantwoordelijkheid voor zoveel kleine kinderen tegelijk. Ik ben typisch iemand bij wie iemand zich opsluit op de wc en ik zou zeker in staat zijn eentje te achter te laten op de kinderboerderij. Als zogenaamde hulpouder kan ik na een jaar basisschool niet bepaald zeggen dat ik mijn sporen heb verdiend. Niet dat er geen beroep op me is gedaan, integendeel zelfs. Ik denk dat er tussen de herfstvakantie en de kerstvakantie gemiddeld één keer per week een beroep op ons is gedaan. Meestal gaat dat zo: we krijgen een mailtje met een vriendelijk maar toch ietwat indringend verzoek om bij te springen. Immers: ‘we willen graag dat alle kinderen de kans krijgen iets leuks te doen’. Dan begint het zweten al. Het is alsof de juf uit de computer komt tetteren dat zonder mijn inzet mijn kind diepongelukkig naar huis komt. Vervolgens lig ik standaard íets te lang wakker van het verzoek: willen ze dat ik meeloop naar een andere locatie dan zie ik me onderweg al kinderen kwijt raken, moet ik lampionnen knutselen dan zie ik mezelf al de één na de andere lampion verpest afleveren en als ik in de schoolbieb moet helpen zie ik die twee kleine monsters van mij al wel alle boekenkasten leegtrekken. Jongere kinderen meenemen is dan ook weer niet de bedoeling, maar waar laat je twee drukke tweejarigen nog eens extra als je die ook al voor je werk onder dak moet brengen? En de teleurgestelde koppies van die twee dat zij niet bij mij zijn, krijg ik ’s nachts al helemaal niet van mijn netvlies en dus besluit ik ’s ochtends vaak me niet aan te melden om te helpen. Als ik pech heb, schakelt de juf echter ook de kinderen in en komt dochterlief met de indringende boodschap dat ík moet komen helpen. ‘Ík?’ vraag ik dan verbaasd. ‘Heeft juf echt gezegd dat ík moet komen? Of moeten er gewoon papa’s en mama’s komen?’, probeer ik uit te vissen terwijl zij allang denkt haar werk te hebben gedaan na het droppen van de boodschap en over gaat tot de orde van de dag. De keren dat ik besloot me aan te melden, bleek het juist een activiteit te zijn waar blijkbaar elke ouder voor staat te springen en was het benodigde aantal hulpouders al bereikt voor ik mijn kind weer op school had afgeleverd en me aan kon melden. Eindelijk zou ik dan afgelopen week toch in actie komen. Ik besloot te gaan helpen met het maken van Kerststukjes. Absoluut niet mijn talent, het bloem- of groenschikken, maar met nog in mijn achterhoofd waar ze vorig jaar mee thuis kwam – en dat was absoluut niet mooi – meende ik dit wel te redden. Tot er één avond van tevoren een mailtje kwam: in verband met een noodsituatie werd de school per direct gesloten en dus hoefden we ons de volgende dag niet op school te melden. ‘Zo’, constateerde manlief droogjes, ‘ze willen je echt niet hebben daar. Maar ze hebben er wel een heel heftig middel voor ingezet’.

UIT DE KRANT