Maria’s Mooie Mensen 351

maria's mooie mensen

Wonderbaarlijk hoeveel dingen blijkbaar in je DNA zitten opgeslagen. Iedereen herkent het wel: dingen waar je vroeger van gruwelde bij je eigen ouders, blijk je zelf toch feilloos te herhalen als je ouder wordt. Sommige dingen zijn wellicht aangeleerd, maar sommigen ook simpelweg niet aan te ontkomen. Mijn vader had altijd al moeite met bloed. Toen wij vroeger wat hadden, was daar altijd mijn moeder die met haar zustersverleden en haar koelbloedigheid prima uit de voeten kon. Eenmaal viel ze zelf een schouder uit de kom en liet mij die als klein meisje van een jaar of negen, weer terug zetten. Want, zo redeneerde zij, als hij er eerst maar weer in zit, kan ik zelf wel naar de dokter rijden. Wonderlijk genoeg geschiedde het ook zo, maar dat was wel één van de weinige medische optredens waarin ik uitblonk. Hoe ouder ik werd, hoe slechter ik over rampspoed, medische aangelegenheden en vooral bloed kon. En zoals mijn vader vroeger liever niet de pleisters plakte, heb ik er zelf ook geen lol in. Helaas voor mij, ben ik vaak de enige die thuis is wanneer rampspoed zich aandient en moet ik dan flink op mijn tanden bijten. Waar ik bij bloed prikken zoveel op mijn tanden kan bijten als ik wil, maar hoe dan ook onderuit ga, kan ik me met de geschaafde knieën en tanden die door mijn dochters’ lippen gaan beter redden. Ooit droomde ik nog van een toekomst als verloskundige, maar toen ik eenmaal begreep hoeveel bloed hierbij komt kijken, heb ik dát plan maar snel laten varen. Ook mijn oudste dochter leek het wel wat om te helpen als baby’s geboren moeten worden. Ze heeft zelf nog wat onduidelijke toekomstdromen die zweven tussen zeemeermin en prinses worden enerzijds en moeder en dokter anderzijds. In dit beroep wat voor haar nogal moeilijk uit te spreken bleek, vond ze van alles wat en dat léék een gouden greep. Echter, lijkt ook haar DNA onverbiddelijk. Iedere oorlogswond wordt breed uitgemeten en zo met je neus op een bloederige schaafplek of snee, ontdekte ze dat ze daar heel slecht tegen kon. Ook de bloederige capriolen van haar zusjes kon ze slecht doorstaan en keerde ze snel de rug toe. Ik vrees voor haar dat ook zij niet veel kinderen op deze wereld gaat zetten. En dus besloot ze zelf alvast maar anders. ‘Mama’, begon ze onder het kleuren, ‘ik denk niet dat ik later kan werken als iemand die baby’s helpt geboren worden. Ik word helemaal naar van bloed. Misschien kan ik beter juf worden. Maar als ik denk toch dat het beter is, dat ik dan zeemeermin of prinses wordt.’  Zelf denk ik dat het het beste is, dat ze eerst maar gewoon eens zes ziet te worden. En ooit zien we wel weer. Maar als ze inderdaad enigszins op mij lijkt, kan ze alles waar bloed bij komt kijken, beter vermijden.

UIT DE KRANT