Maria’s Mooie Mensen

maria's mooie mensen

Het héle weekend hebben we op het ijs doorgebracht. Voor iemand die een hekel heeft aan winter en niet van kou houdt, vind ik het een hele prestatie. En het klinkt ook meteen stoerder dan het is, want heb geen illusies: aan schaatsen doe ik niet meer. Je schijnt het nóóít te verleren, net als fietsen hoor ik dan, maar laten we wel wezen: in fietsen ben ik al bar slecht. Schaatsen kan ik simpelweg niet. Ik hoorde ook nog ergens autorijden in dit rijtje voorbij komen, maar godzijdank kan ik dat wel gewoon. Het heeft in mijn geval alles met evenwicht te maken en dat is nooit een sterk punt gebleken. Manlief kan zich nog levendig herinneren hoe we ooit een boottoertje zouden maken, maar het mij niet lukte de stap van de kant op de boot te maken. En dan dat punt dat je één voet op de boot en eentje op de kade hebt; niet te doen. Toen de motor ook nog eens ermee ophield midden op het meer was ik wel genezen en het is manlief sindsdien – we schrijven zeker elf jaar geleden – niet meer gelukt mij nog op een boot te krijgen. Gelukkig dit weekend geen water in de vorm zoals we het kennen en gelukkig was er geen bootje nodig. Een heleboel kleren waren geen overbodige luxe, maar á la mummy was het te doen buiten. Kinderen in dubbele broeken – waarom voelt dat toch als nostalgie -, extra dikke wanten en het liefst ook nog dubbele sokken aan. Want koud was het zeker wel op het ijs. Gelukkig voor mijn kinderen bleek geen van allen mijn matige gevoel voor evenwicht geërfd te hebben. Oudste dochterlief bracht alweer drie jaar geleden ooit eens een uurtje op dubbele ijzers door, maar reed zonder problemen nu op haar eerste noren weg. ‘Laat me maar los hoor, papa’, zei ze binnen vijf minuten, ‘ik kan het zelf wel’. Tja, kleine meisjes worden dan toch wel groot. Gelukkig hebben we er nog twee die we de dubbele ijzers onder bonden. En je zult altijd zien, degene die het hardst riep dat ze niet mee wilde en zeker niet het ijs op zou gaan, die was er uiteindelijk niet meer af te slaan. Goh, van wie zou ze dat nou hebben? Het blijkt dat er toch wel wat van mijn genen mee zijn gegaan. Vijf keer togen we in drie dagen naar het kleine, maar fijne, baantje in ons dorp. Ook manlief bond elke keer de ijzers onder. We hebben in maanden niet zo’n ontspannen weekend gehad en niet meer zo genoten. En ja, ook ik. Want ook op dikke laarzen kun je prima het ijs over en dan is de kans op breuken ook gelijk een stuk minder. Verbaasd keken dorpsgenoten hoe ik ook op dag drie volhardend niet op de schaats wilde. Laten we het zo zeggen: ik ken mijn beperkingen. En ergens tussen fietsen met kinderen achterop, koken en kinderfeestjes in het gareel houden, staat daar prominent ‘schaatsen’.

UIT DE KRANT