Maria’s Mooie Mensen

maria's mooie mensen

Inmiddels zitten we vijftig dagen in ons isolement. Manlief werkt door, maar ik ga slechts sporadisch naar kantoor en de kinderen komen al helemaal nergens. Vanuit het drukke bestaan waarin we soms wel eens altijd onderweg leken van school naar peuterspeelzaal en kantoor, dan weer naar logopedie of zwemles, is het leven opeens letterlijk stil komen te staan. Ik merk dat we ook nu weer een nieuw ritme hebben gevonden, compleet met nieuwe eigenaardigheden. Inmiddels kennen wij maandag-veel te vroeg achter de computer-dag, de woensdag-wisseldag waarop manlief thuis komt werken en ik juist naar kantoor vertrek en zaterdag is nu bakdag. De dag begint consequent meer ontspannen omdat er niks is om heen te gaan. De kleintjes komen nog altijd niet heel laat uit bed en stappen daarna het liefst in een warm schuimbad om uren te poedelen. De ene keer samen, dan weer om en om. Hun grote zus slaapt consequent uit en kan zelfs als ik haar om half negen uit bed trek nog mopperen. Tanden poetsen doen de dames elke ochtend zelf, net als aankleden en hun haren borstelen. Ik merk dat als je maar tijd genoeg hebt, iedereen meer dan capabel is zichzelf te redden. De kleintjes hebben als nieuwe hobby rondjes door de tuin fietsen, oneindig lang en ontelbaar veel. Alle kinderen weten inmiddels precies hoe ze onkruid trekken en we hebben samen al menig rondje gras gemaaid. Doordat we meer buiten zijn dan ooit, zijn ze zo bruin dat het vies lijkt en vies zijn ze sowieso altijd. Oudste dochterlief kan inmiddels met katten praten. Zij vertelt hele verhalen in het ‘miauws’ en het lijkt erop dat ze ook nog antwoord krijgt. De katten zelf wentelen zich in alle aandacht die voor handen is. Ze maken dankbaar gebruik van het feit dat er altijd iemand in huis is om de deur even open te doen. Ze eten, melden zich om buiten een plas te doen, komen na een frisse neus weer binnen en melden zich na een hazenslaapje weer om naar buiten te gaan. Een kattenluikje – door ons altijd als een onding bestempeld- lijkt na een dag van deze bezigheidstherapie opeens een fantastische optie. De rust van niks moeten doet de nachtrust van onze kinderen goed. Nachtmerries van clowns en wolven zijn verdwenen en hebben plaatsgemaakt voor dromen van eenhoorn-honden en prinsessen. ’s Ochtends worden deze na een dikke knuffel in alle volledigheid nog eens na verteld. De wanhoop en onzekerheid van de eerste dagen thuis heeft plaatsgemaakt voor berusting en plezier. De vraag ‘wat gaan we morgen doen’ voor het slapengaan wordt al niet meer gesteld. In plaats daarvan horen we standaard: ‘dit was de leukste dag ooit’. Het lijkt erop dat we het toch onder de knie hebben gekregen; geïsoleerd maar gelukkig zijn.

UIT DE KRANT