Mariët Meester schrijft nieuw boek over leven in gevangeniskolonie

Afbeelding
actueel

‘De besloten leefgemeenschap is in mijn leven verweven’


VEENHUIZEN - Auteur Mariët Meester reikt op 19 april haar nieuwste boek uit aan de Commissaris van de Koning, Jetta Klijnsma, in het gevangenismuseum in Veenhuizen. Mariët groeide op in het gevangenisdorp, wat de blauwdruk vormde voor haar leven. Hoewel ze zelf uit Veenhuizen vertrok, raakte ze het dorp nooit meer kwijt.
Ze staat al buiten te wachten, voor de deur van Hotel-restaurant Bitter & Zoet. Slank, met een dikke bos rossig haar en een grote glimlach op haar gezicht. ‘In Veenhuizen zelf afspreken is wel zo leuk, vind je niet?’ In één adem door vertelt ze hoe ze in Veenhuizen terecht kwam. ‘Niet lang na mijn geboorte besloot mijn vader te solliciteren op een baan in Veenhuizen. Er werd een schoolhoofd gevraagd. Hij werd aangenomen, en we verhuisden. Weet je, er was een enorme woningnood in Den Haag. Mijn ouders woonden bij mensen in. De keukenspullen stonden op een plank die over het bad heen lag. Het huis waar we in Veenhuizen kwamen te wonen kostte een stuk minder, en was enorm, vergeleken bij de kamer in Den Haag. Mijn ouders waren avontuurlijke mensen, dus ze deden het gewoon. Mijn vader is inmiddels 93 en gaat nog elk jaar een paar weken met zijn kampeerbusje op pad. Tegenwoordig alleen; mijn moeder is er niet meer. Ik besefte op een gegeven moment dat mijn ouders eigenlijk nog maar piepjong waren toen ze naar Veenhuizen verhuisden. Terwijl je als kind altijd het gevoel hebt dat ze hartstikke oud zijn.’
Mariët had in Veenhuizen een onbekommerde jeugd. ‘We leefden min of meer samen met de gevangenen. Als kinderen hebben we natuurlijk geleerd dat we niet met ze mochten praten en geen snoep aan mochten nemen. Maar ik moest ze van mijn moeder wel netjes groeten, respect tonen. Ze zei dan: ‘Het zijn gewoon mensen die iets verkeerd hebben gedaan. Ze zitten hun straf uit, verder zijn het mensen zoals jij en ik.’ Mijn vriendinnen dachten er ook zo over. We vonden het dus heel gewoon dat de gevangenen in ons dorp woonden. En zaten trouwens best zware jongens bij. Later, toen ik ouder werd, besefte ik pas dat het anders was, dat het dorp ook een andere lading had.’
Ondanks dat de gevangenen vrij rondliepen, kregen ze veel vertrouwen van de bewoners. ‘Er is in al die jaren maar een keer iets heel ergs gebeurd. Dat was in 1952, dus voor mijn tijd. Er is toen een jongetje meegenomen en vermoord. Door een ‘verpleegde,’ zo noemden we de mensen die in de toenmalige gestichten zaten. Ik heb me eigenlijk nooit onveilig gevoeld. Maar er waren wel regels, we moesten bijvoorbeeld altijd onze fiets op slot zetten, om te voorkomen dat er iemand op vandoor ging. En de was mocht alleen aan de lijn hangen als je thuis was. Dat soort dingen.’

Boeken
Mariët schreef - naast andere romans - eerder boeken over het leven in Veenhuizen, zoals Koloniekak en Hollands Siberië.  Op 19 april komt haar nieuwste boek ‘Koloniekind, opgroeien in het gevangenisdorp Veenhuizen,’ uit. Op de vraag waar die schrijflust vandaan komt, keert haar blik zich naar binnen, alsof ze even naar het verleden kijkt. ‘Ik weet nog precies hoe gelukkig ik me voelde toen ik mijn eerste opstel op school inleverde. Mijn familie was sowieso erg talig. Mijn oma schreef kinderboeken. Maar het meeste heb ik geleerd van lezen. Ik las. Altijd en overal. Ik stond me aan te kleden met één hand, en had in de andere hand een boek. Van lezen leer je uiteindelijk ook schrijven. En het gevoel iets te hebben gecreëerd is een heerlijk gevoel.’Veenhuizen blijft in haar boeken terugkomen. ‘Ik merk dat ik in al mijn boeken toch steeds weer mijn dorp zoek. Een gesloten gemeenschap waar mensen met elkaar leven is een fenomeen dat me enorm aanspreekt. Zo heb ik meer dan een jaar in Malaga gewoond om een boek te schrijven. Daar is een traditie om elk jaar een gevangene vrij te laten tijdens de paasprocessie. Ik ben daar helemaal ingedoken om uit te zoeken hoe dat precies in zijn werk gaat. Op een gegeven moment dacht ik bij mezelf: ja hallo, je bent hier gewoon op zoek naar je dorp!’
Ook blijft het dorp trekken als woonplaats. ‘Oh ja. Ik denk soms: zal ik dat doen? Zal ik hier weer een huis kopen? Nu leeft mijn vader nog en die zoek ik heel regelmatig op. Dus is het nog steeds mijn dorp. Maar als mijn vader er niet meer is, is mijn fysieke connectie met het dorp weg. Vreselijk lijkt me dat! Dat gevoel was vroeger wel eens anders. Ik herinner me dat ik op mijn 16e uit het raam zat te kijken en naar de bomen keek. Die dingen staan daar maar te staan, dacht ik toen. Ik ergerde me eraan, voelde me opgesloten en droomde ervan om in Amsterdam te wonen. We gingen daar regelmatig naar toe. Mijn ouders gingen naar de RAI en ik mocht dan naar het Waterlooplein. Het grappige is dat ik nog weet dat ik om me heen stond te kijken, al die kleine etages zag en dacht: wat een piepkleine woningen! En nu woon ik zelf in zo’n kleine etage in de buurt van de RAI.’


Nog niet klaar in Amsterdam
Op haar 18e vertrok Mariët uit Veenhuizen. ‘Ik kwam op de kunstacademie terecht. Daar leerde ik kijken. En ik leerde dat ik geluk haal uit scheppen. Ook ontmoette ik er mijn man.’
Ze schiet in de lach. ‘Terwijl ik ‘Koloniekind’ schreef, ontdekte ik dat de gevangenen eigenlijk een rolmodel voor me waren, want ik viel voor een niet criminele crimineel. Met lang haar, veel armbanden en bijzondere kleren. Hij vertrok naar Frankrijk om geiten te hoeden. We misten elkaar behoorlijk. Het laatste jaar moest ik stagelopen en dat deed ik in Frankrijk. We bouwden een woonwagen, kochten een pony en begonnen rond te trekken. We hebben in die tijd ontzettend veel beleefd. Ik begon artikelen te schrijven voor Hoefslag. We maakten foto’s en tekeningen bij de artikelen. De hoofdredacteur stimuleerde ons enorm en voor ik het wist schreef ik ook voor andere bladen.’
Mariët en haar man wonen afwisselend in Amsterdam en in hun woonwagen. ‘We hebben nu ook een vaste woonwagen tussen Utrecht en Amsterdam. Hij staat in het groen, dus reizen we tussen twee werelden heen en weer. Dat is ideaal. Hoewel, ideaal… Veenhuizen zit als een basis in mijn leven. Mijn man zou hier meteen gaan wonen als ik ervoor zou kiezen. Maar drie woonplaatsen is me te veel, dus dan moeten we iets opgeven. Maar in Amsterdam ben ik nog niet klaar. En thuis? Dat is bij mijn man. Waar hij is, is mijn huis.’

Vanaf 19 april is het boek ‘Koloniekind, opgroeien in het gevangenisdorp Veenhuizen’ ook in de winkels verkrijgbaar. Mariët is duidelijk, dit is haar laatste boek over Veenhuizen. ‘Ja, het is nu echt klaar. Maar hoewel ik niet meer over Veenhuizen zal schrijven, zal het dorp altijd doorschemeren in de onderwerpen van komende boeken. Het zit ingebed in mijn wezen, mijn persoonlijkheid. Dat zal nooit veranderen.’

UIT DE KRANT

Lees ook