Minikul week 14 “15

minikul

Let maar eens op. De komende tijd zullen de kranten weer bomvol staan met verhalen over de bevrijding van deze regio, zeventig jaar geleden. Er worden weer herinneringen opgehaald van de in aantal steeds geringer wordende ‘oudjes’, die de bevrijding aan den lijve hebben meegemaakt. Over de soms grimmige gevechten en de daarna wekenlang durende bevrijdingsfeesten. Over de puinhopen en de geplande wederopbouw – Nederland Zal Herrijzen was de toen door het Rijk veelgebezigde slogan – en over de geleden ontberingen. En, zéér terecht, over de verschrikkelijke Jodenvervolging. In 1945 was ik tien jaar. Alles zal ik dus niet heel bewust en gericht hebben meegemaakt, maar wél herinner ik me de bevrijding nog heel goed. Die begon in de stad Groningen waar ik toen woonde. Met goed hoorbare beschietingen van veraf. Die kwamen steeds dichterbij. Op zaterdag 14 april barstte de strijd in de stad in alle hevigheid los. Ook in onze straat slopen de moffen met hun geweren grimmig langs de huizen. Door een kiertje in de dichte gordijnen zie ik ze nóg lopen. De bevrijding van onze straat kwam op zondag, de vijftiende. Vanuit ons huis konden we net de hoek van de straat  zien, waar een Duitse soldaat urenlang kermend gewond lag. Mijn vader is daar toen, als een soort van ziekenbroeder met een wit sloop aan een stok gebonden, heengegaan. De jongen huilde om zijn Mutti. Hij stierf ter plekke. Mijn vader heeft toen nog een deken over hem heen gelegd. Uit zijn papieren bleek dat hij pas vijftien jaar oud was….
Op maandag 16 april waren we definitief bevrijd. Wat een feest was dat, want iedereen – nou ja, bijna iedereen allemaal – was verzetstrijder geweest. Behalve dan de NSB-er, vijf huizen verder op, die met knuppels zijn huis uit werd geslagen en met de handen in de lucht de beschimpte weg naar de verzamelplaats voor landverraders moest afleggen. Maar wat me toch het meest is bijgebleven – en hoe ouder ik word, hoe indringender - was die ochtend, twee jaar eerder. Tegenover ons woonde de Joodse familie Braaf, vader, moeder, twee meisjes, Mary de oudste en Adrie die van mijn leeftijd was. En een deur verder woonde de familie Van Gelder waarvan Dolfje, met dezelfde leeftijd als ik, mijn vriendje was. Die waren op een ochtend plotseling allemaal weg. ’s Nachts opgehaald en afgevoerd. Door Nederlandse politiemensen. Daarvan heb ik die nacht niets gemerkt. Wél, dat ’s ochtends de woning van de familie Braaf al leeggeroofd was. Door Nederlanders.
Henk Hendriks 

UIT DE KRANT