Jacques Brinker (88) geeft Italiaanse les, werkt als vertaler voor een uitgeverij en is bezig aan zijn achtste boek

Afbeelding
actueel

‘Als je goed gezond bent doe je graag wat’



LEEK – Woensdagmorgen, een uur of tien is het als de heer Jacques Brinker uit Leek naar de redactie van deze krant belt. Het stuk bij de foto van Brinker en zijn vrouw Anneke klopt niet. Volgens het artikel vierde het echtpaar hun vijfenzestigste huwelijksjubileum, dat had zestig moeten zijn. En nu hij de redactie tóch aan de telefoon heeft, moeten hem ook die vreselijke clichés in dergelijke berichten van het hart. ‘In het huwelijksbootje gestapt’, hoe suf wil je het hebben?  Brinker let op taal. Hij studeerde in 1962 cum laude af in de Italiaanse en de Franse taal aan de Rijksuniversiteit Groningen en promoveerde later tot doctor in de letteren. Nog dagelijks houdt taal Jacques Brinker bezig. Hij vertaalt nieuwe Nederlandse woorden in het Italiaans voor uitgeverij Het Spectrum, bekend van de Prisma-woordenboeken. Zeven boeken heeft hij geschreven en werkt op dit moment aan nummer acht, een Italiaanse detective. Verder geeft hij om de week Italiaanse les aan een vast clubje cursisten.  Alle reden voor een bezoekje aan deze alerte lezer van de Krant.


Jacques Brinker zit achter zijn bureau in zijn eigen bibliotheek in de Waterborgh in Leek. Hij en zijn vrouw Anneke zijn stadjers. In 1968 zijn ze naar Leek verhuisd. Later, in 2006, heeft het echtpaar gezien de hoge leeftijd haar intrek genomen in het fraai gelegen appartementencomplex Waterborgh. De boekenkasten die reiken tot aan het plafond staan bomvol boeken over taal. Van de Atlas Europese talen, boeken over taalkunde tot Linguistica (taalwetenschap) en talloze andere Italiaanse en Franse titels. Onlangs heeft hij een lijst met negentig nieuwe Nederlandse woorden als corona, vaccinatie, vaccin, coronapaspoort, afstand houden en zelftest voor Het Spectrum vertaald in het Italiaans. Bij ieder woord dat hij vertaalt vraagt hij zich af: wat zoekt de gebruiker? Hij denkt vooral praktisch als het gaat om voorbeeldzinnetjes bij het woord. ‘Waar kan ik een zelftest kopen?’, is een vraag die veel mensen zouden kunnen stellen. Ouderwetse uitdrukkingen die nooit iemand gebruikt halen het woordenboek niet bij Brinker. ‘Ik kan schrappen en toevoegen, daar ben ik volledig vrij in.’


Mysterieus


De interesse voor de Franse taal begon in zijn lagereschooltijd. ‘De laatste twee jaren kregen we ook Frans. Dat vond ik zó prachtig. Het had iets mysterieus: mensen spreken tegen elkaar maar je verstaat het niet. Ik wilde het weten. Iedere week las ik één Frans boek dat ik kreeg van mijn docent. Had ik het uit, leverde ik het in en kreeg een nieuwe mee.’ Frans zat er volledig ingebakken toen Brinker in 1946 aan het gymnasium begon. Zes jaar later rondde hij de opleiding succesvol af en ging voor twee jaar de militaire dienst in. In 1954 begon hij aan zijn droom: een studie Frans. ‘Ik kreeg studiebeurs om in Frankrijk te studeren. Maar goed ook, want geld had ik niet.’ Brinker belandde in Grenoble. ‘De colleges vielen tegen, waren saai. Niveau, zoals ik dat in Nederland gewend was, ontbrak. Omdat ik me verveelde zocht ik er iets anders bij. Toen ik in de universiteit een aanplakbiljet zag hangen over Italiaanse colleges, besloot ik dat erbij te doen. Ik moest al die Fransen inhalen, sommigen hadden er al jaren Italiaanse studie opzitten. Het lukte me. Aan het einde van het jaar waren er tentamens. Wie de beste was kreeg een studiebeurs naar Turijn, de tweede kreeg een boek. Ik had één fout gemaakt in mijn tentamen en kreeg het boek. Had zilver in plaats van goud. Daarna ben ik teruggegaan naar Nederland en heb op de Rijksuniversiteit in Groningen mijn studies Frans en Italiaans afgemaakt. In 1962 ben ik cum laude afgestudeerd.’


Doctor in de letteren


Jacques Brinker glundert wanneer hij de herinneringen ophaalt. Je zou denken dat er weinig tijd overblijft met twee universitaire studies. Toch deed Brinker er van alles en nog wat naast. ‘Tijdens mijn studie ben ik liftend naar Frankrijk gegaan om de taal beter te spreken. Daar ging ik werken op de boerderij. En ik heb toneel gedaan in Frankrijk, samen met andere Franse studenten. We hebben nog een keer opgetreden in de Stadsschouwburg. Ook ben ik zeven jaar reisleider geweest. In de zomer deed ik jongerenreizen naar Parijs.’ In 1959 belandde Brinker voor de klas. ‘Ik gaf Frans op het Maartenscollege. Was onbevoegd docent. Dat heb ik tot 1964 gedaan, toen werd ik gevraagd om aan de universiteit te doceren. Ik werd docent Italiaanse taalkunde. Ik gaf taalverwerking, het leren schrijven en spreken van de taal en taalkunde wat gaat over de functie van taal.’ Ondertussen werkte Brinker aan zijn proefschrift over het bijvoeglijk naamwoord, zijn grote passie. Waarom veranderen uitgangen? Waarom schrijf je soms inventato en de andere keer inventati of inventata? Van de uitleg in de boeken klopte in iedere geval geen barst, concludeerde hij. ‘Ik hield een enquête onder 500 Italianen. Samen met een bevriende socioloog heb ik vragen opgesteld. Wat doen de respondenten met de uitgangen en is dit in overeenstemming met wat er gepubliceerd is, dat heb ik onderzocht. Daar bleek niets van te kloppen.’ De uitkomsten categoriseerde hij en verwerkte ze in zijn proefschrift over de regels van de Italiaanse grammatica. Op 6 september 1984 promoveerde hij tot doctor in de letteren. ‘Ik kreeg reacties overal vandaan: van Sicilië tot Amerika en Pompidou in Parijs. Iedereen wilde het boek hebben.’


Toen Brinker vijfenvijftig was, ging hij met pensioen. ‘Een moeilijke beslissing. Ik hoefde niet, ik mocht. Als ik niet wegging, zou een Italiaanse collega ontslagen worden. In overleg met Anneke besloot ik te stoppen. Ik deed er nog genoeg naast. Veel vertaalwerk en ik gaf les aan de Volkshogeschool in Groningen en Leek. Dat laatste doe ik nog steeds. Toen we hier in 2006 kwamen wonen zei ik: ik houd er mee op. Maar er was een groep die zo graag bij me wilde blijven. Inmiddels is het een vriendengroep geworden. Tijdens de coronaperiode hebben we de lessen online gedaan. Nu zien wel elkaar eens in de veertien dagen bij mij thuis. Een fanatieke groep, ze maken altijd hun huiswerk.’


Brinker vist een paar boeken uit de kast. ‘Dood in de Dolomieten’ en ‘La Valsugana in subbuglio’,


de Italiaanse uitvoering ervan. Een verhaal dat zich afspeelt in de Dolomieten, één van de favoriete plekken van Jacques en zijn Anneke. Nu werkt hij aan een tweede detective. Het script heeft hij al in zijn hoofd. Achtentachtig of niet, aan stoppen denkt hij niet. ‘Ik heb het geluk dat ik in goede gezondheid verkeer. Ik heb pas nog een apk-tje gehad. Ik was wat onzeker omdat ik zonder verklaring gewicht verloor. Een internist heeft alles uit de kast gehaald. ‘U mankeert niets’, concludeerde hij. Het is normaal dat je op mijn leeftijd wat spier- en botmassa verliest. Dus ik ga mooi door zo. Als je goed gezond bent doe je graag wat’, glimlacht Brinker. Voor de redacteur ligt er een boek klaar op zijn bureau. ‘Italiaans voor zelfstudie.’ ‘Kun je thuis alvast aan de slag. En als je vragen hebt, weet je me te vinden.’

UIT DE KRANT