Hoe is het nu met… Pieter Wittenberg

Afbeelding
actueel

PEEST – Pieter Wittenberg wordt in Griekenland onder andere beschuldigd van mensensmokkel, spionage en het lekken van staatsgeheimen. Wat hij daadwerkelijk deed was het aan land helpen van bootvluchtelingen. Er hangt hem een flinke straf boven het hoofd, hij zou zomaar 25 jaar de bak in kunnen. Toch is Pieter kalm onder dit hele gebeuren. ‘Op 10 januari moet ik weer voorkomen in Griekenland. Ik ga elke keer wanneer ik wordt opgeroepen. Er zijn 24 verdachten, we komen overal vandaan. Er is een harde kern van negen mensen. Het wordt een taaie strijd, maar ik wil de rechter in de ogen kijken. Ten eerste omdat ik wil dat hij ziet dat ik geen misdadiger ben, maar gewoon een man. Ten tweede omdat, wanneer ik wel wordt veroordeeld, ik een deel van de straf in Nederland uit mag zitten. Dat mag niet als ik niet verschijn.’
Bang is hij niet. ‘Nee, ik ben juist strijdlustig. De Griekse justitie doet er zo lang mogelijk over om tot een uitspraak te komen. Ze willen op die manier een voorbeeld stellen en dat lukt. Je hoort niks meer over de vluchtelingen in Griekenland. Er komen geen journalisten meer en geen vrijwilligers. Mensen zijn bang geworden. En dat betekent dat de autoriteiten alles kunnen doen met de vluchtelingen. De bootjes kunnen terug naar zee geduwd worden, zonder dat er iemand het ziet. Dat is nog wel het ergst. Maar weet je, dit gedoe is ook heel erg voor een aantal ‘verdachten’, er zijn Grieken bij die het land niet uitkunnen, maar nu wel in het buitenland zouden moeten studeren of werken. En voor mijn vrouw en zoon. Die hebben er niet om gevraagd.’
Of Pieter na 10 januari weer thuiskomt is maar afwachten. ‘Na het verhoor wordt je aan de officier van justitie overgeleverd. Die bepaalt of je weer weg mag.’ Pieter wil beslist niet dat de zaak geseponeerd wordt. ‘Seponeren betekent dat er te weinig bewijs is. Maar er is helemáál geen bewijs, want er is geen misdaad. Humanitair werk is nooit een misdaad. En daarom zou ik het weer doen. Want als je iemand vindt, wat doe je dan? Voel je zijn pols, of vraag je naar zijn paspoort?’

UIT DE KRANT