Jesse Maarleveld uit Roden studeert Summa Cum Laude af in Computing Science

Afbeelding
Foto: ERIK VEENSTRA
Cultuur

RODEN – Summa Cum Laude? Dat leest u goed. Dat ‘summa’ staat voor gemiddeld een 9 of hoger en niets lager dan een 8. Jesse Maarleveld (24) studeerde onlangs af in MSc Computing Science, Track Software Engineering & Distributed Systems (SEDS) aan de Rijksuniversiteit in Groningen. Klinkt ingewikkeld, is het ook. In het kort heeft Jesse gewerkt aan de ontwikkeling van technieken om beslissingen die zijn genomen in de ontwikkeling van softwareprogramma’s eruit te filteren en die te verwerken in een vrij te downloaden programma. Programma’s zijn vaak na ontwikkeling niet meer aan te passen omdat bepaalde keuzes die gemaakt zijn niet zijn vastgelegd. Kennisgebrek is een bekend probleem in software engineering, omdat die kennis in de hoofden van softwareontwikkelaars zit en nooit is uitgeschreven, weet Jesse. Als al die keuzes en beslissingen in de toekomst zijn geregistreerd in een databank, kunnen ontwikkelaars die raadplegen als ze problemen tegenkomen die al eerder zijn opgelost. Nu al kunnen bedrijven software die Jesse heeft ontwikkeld downloaden om het los te laten op hun eigen issue trackers om zo beslissingen terug te vinden. Nu gaat Jesse voor zijn PhD, wat hem de titel Doctor of Philosophy oplevert als hij klaar is.

Goed luisteren is absolute noodzaak in een gesprek met de jonge Jesse Maarleveld uit Roden. En dan nog is het ingewikkeld om te volgen waar hij zich exact mee bezighoudt. Dat beaamt ook zijn moeder Janitha, die is aangeschoven bij het gesprek tussen de redacteur van deze krant en haar zoon. Terug naar de kleine Jesse. Een makkelijk kind, volgens zijn moeder. Niet iemand van de voorgrond en zeker geen vechtersbaas. Sporten was niet zijn ding, computers des te meer. ‘Op zijn 15e schreef hij een voorraadbeheersysteem voor een bedrijf dat houtzaagmachines fabriceert en verkoopt aan de Verenigde Staten. Het was zijn eerste echte opdracht en dat smaakte naar meer’, vertelt Janitha.

Na de bassischool, Jesse zat op de Woldzoom in Roden, tegenwoordig de Parel, ging hij naar het Willem Lodewijk Gymnasium in Groningen. Vijf dagen op de fiets naar school. Weer of geen weer, een korte broek en blauwe pet behoorde tot zijn standaard uitrusting, lacht zijn moeder. Via de technieklessen deed hij mee met een ‘beverwedstrijd’, een landelijke wedstrijd waarbij leerlingen oplossingen moet zoeken voor een bepaald probleem. ‘Het was een beetje spelenderwijs ontdekken of je interesse had voor informatica. De beste 100 leerlingen werden uitgenodigd voor een tweede ronde. Daar zat ik bij. In de vijfde klas deed ik mee aan de Informatica Olympiade, een programmeerwedstrijd. Ik had mezelf leren programmeren. Ik haalde de derde ronde en zat daarmee in de landelijke finale. In Utrecht kregen we drie dagen les. De internationale finale haalde ik niet. Al zou dat ook nutteloos geweest zijn om dat Nederland daar geen enkele kans maakt. Op het gebied van informatica staan we echt met een paar nul achter. Studenten uit landen als Azië en Amerika zijn veel sterker.’

Presentatie in Istanboel

Na de opleiding volgde de universiteit. Jesse startte met twee bachelors: informatica en wiskunde. Na het eerste jaar liet hij wiskunde varen en legde hij de focus volledig op informatica. Die rondde hij in 3 jaar af. 21 was hij toen. Daarna deed hij vastbesloten zijn master. Computing Science Software, track Engineering and Distributed Systems dus. Jesse vulde al zijn keuzevakken in met vakken over artificiële intelligentie (AI), iets dat  hem buitengewoon interesseert. Met drie studenten deed hij onder begeleiding van een Postdoc onderzoek op het gebied van software ontwikkeling voor zijn Masterscriptie. Dat leverde veelbelovende resultaten op. Een van die wetenschappelijke onderzoeken is geaccepteerd voor publicatie in een wetenschappelijk tijdschrift. Jesse legt uit: ‘wij publiceren ons werk altijd in conferenties. Je schrijft een paper en stuurt het op. Daaruit volgt een aanbeveling of een afwijzing. Heb je een aanbeveling, moet je je werk presenteren op de conferentie. Omdat ik besloten heb voor mijn PhD te gaan, vonden mijn medestudenten dat ik de presentatie in Istanboel moest doen. Dat was best bijzonder, omdat het niet veel voorkomt dat een masterstudent de presentatie doet. Dat gebeurt meestal door professoren of een promovendus.

Janitha weet wat hij ervoor moet doen. Of soms voor moet laten. ‘Ieder kind heeft capaciteiten. Dat Jesse daar iets mee doet en doorzet, dáár ben ik trots op. Het is niet altijd gemakkelijk geweest. Hij heeft zich veel mooie momenten met vrienden moeten ontzeggen. Wekelijks opdrachten inleveren hoorde erbij. Hij moest vaak ‘nee’ zeggen, dat begrootte me weleens. Vrienden zijn heel belangrijk voor hem.’ Jesse heeft er net een week klussen bij vrienden opzitten. Hij vindt het heerlijk om naast het nodige denkwerk ook dit soort dingen te doen, weet zijn moeder. ‘En beoefent hij graag klimsporten om zo ook fysiek wat puzzels op te lossen.’ 

Nu is het niet zo dat iedere student die de motivatie of interesse heeft voor een PhD-titel kan gaan. Daar komt iets meer bij te kijken, blijkt uit het verhaal van Jesse. De plekken voor een PhD zijn schaars. ‘Voor een PhD moet je solliciteren. Mijn opdracht was om in twee weken tijd een essay te schrijven over een bepaald onderwerp. Naar aanleiding van dat essay ga je solliciteren. In Istanboel hoorde ik dat ik het geworden ben. De professor krijgt een beurs waarmee hij mij inhuurt. Ik ben dan feitelijk geen student meer en ben officieel in dienst van de RUG. Inmiddels heb ik mijn eerste weken erop zitten.’  

Beslissingen analyseren 

Tijdens zijn PhD gaat de Rodenaar kijken naar zogeheten ‘Technical Debt’, dat alles te maken heeft met suboptimale beslissingen die ontwikkelaars nemen tijdens het schrijven van software. ‘Zulke beslissingen kunnen het in de toekomst moeilijk maken om de software te veranderen (bijvoorbeeld als nieuwe functionaliteit moet worden toegevoegd of als de eisen veranderen).’ Jesse probeert zijn verhaal te duiden in begrijpelijke taal. ‘Stel dat je ergens in je huis een te hoge drempel of opstapje hebt. Elke keer dat je er langs komt, moet je opletten dat je niet valt. En af en toe struikel je toch. Het alternatief is tijd en geld investeren om die drempel aan te passen. Technical debt is vergelijkbaar, maar dan tijdens het programmeren: er is een klein probleem in de code waar steeds omheen moet worden gewerkt, of het probleem moet op een gegeven moment opgelost worden. Tijdens mijn PhD ga ik kijken hoe bepaalde AI technieken  kunnen worden toegepast om technical debt te monitoren (hoe verandert het naarmate de tijd verstrijkt, het systeem groeit, en de eisen veranderen) en bepalen welke technical debt in het systeem als eerste moet worden opgelost, en welke juist kan wachten). Het oplossen van technical debt kost tijd en dus geld en daarom is er is altijd een afweging: kost het meer om de technical debt op te lossen of om er omheen te blijven werken.’

Het PhD -traject duurt vier jaar. Dat betekent overigens nog steeds geen studentenkamer in ‘stad’ voor Jesse. Janita schiet in de lach. ‘Hij woont hier min of meer op kamers en ik ben zijn hospita. Hij gaat straks elke dag op de fiets naar de Unie.’ Over zijn motivatie is de Rodenaar helder: ‘ik ben gedreven om het beste uit mezelf te halen. Ik heb niks met ‘een 6 is ook voldoende’. Mijn vader zegt altijd: als je een 6 haalt, heb je maar 60 procent van de stof begrepen. Daar denk ik net zo over.’

UIT DE KRANT