Noordenvelder Aly van Beijeren

Afbeelding
actueel

RODEN - Als kind wilde ze al maatschappelijk werker worden. Haar moeder was bang dat dat misschien een te zwaar beroep voor haar zou worden, dus volgde Aly van Beijeren de kweekschool. Dat was namelijk een degelijke opleiding. Op de kweekschool werden theologielessen gegeven, die ze zo interessant vond, dat ze er extra lessen voor volgde.
‘Na de kweekschool kwam ik in het onderwijs terecht. Dat heb ik zeven jaar gedaan, maar uiteindelijk lag mijn hart er niet helemaal. Toen mijn man klaar was met zijn studie theologie verhuisden we naar Wijhe, waar hij predikant werd. We kregen onze vier kinderen en toen ik 35 was dacht ik: als ik nog iets wil doen, dan moet ik het nu doen.’
Dat ‘iets’ werd een studie theologie. ‘Niet omdat mijn man deze studie had gevolgd, maar omdat die belangstelling er altijd al zat bij mij. Het is een brede studie. Wat me erin aantrekt, is dat je de bijbel op een wetenschappelijke manier leest.  Ik had zeker niet de bedoeling om predikant te worden. Omdat de kinderen nog klein waren, studeerde ik vooral in de avonduren. Toen ik uiteindelijk naar de RUG ging, waren de kinderen al wat groter en kon ik fulltime colleges volgen. Om oude Bijbelteksten te kunnen  lezen heb ik ook nog Grieks, Hebreeuws en Latijn gestudeerd. Het Oude Testament is namelijk in het Hebreeuws geschreven en het Nieuwe Testament in het Grieks. Het is zo boeiend om te zien hoe die teksten in elkaar zitten. De Bijbel is ontstaan in het Midden Oosten. De structuur is heel anders dan onze teksten. Er zitten verrassingen in verborgen. Mijn hoogleraar Hebreeuws zei: Ik doe dit al dertig jaar en ik leer nog steeds bij.’
Zelf heeft ze gaandeweg de bijbel anders leren lezen. Door Bijbelteksten minder letterlijk te lezen werd de inhoud ervan zoveel rijker en veelzeggender. Ze heeft er van genoten, al die jaren.
Na twaalf jaar was Aly klaar met haar studie. ‘Ik was 47 en kreeg een baan aangeboden als geestelijk verzorger in een verpleeghuis in Hoogeveen. Het leek mij fijn om in een multidisciplinair team te werken. Om samen met b.v. de arts, de fysiotherapeut, de activiteitenbegeleider en anderen te zoeken naar de zorg en begeleiding die het beste bij de cliënt paste.
Daarnaast wilde ik graag werken in een oecumenische setting; waarbij je met mensen uit verschillende geloven werkt. Ook mensen die niet geloven. En in die baan kwam alles bij elkaar. Ook dat stukje maatschappelijk werk. Een geestelijk verzorger wordt niet geacht mensen te bekeren. Je gaat met mensen in gesprek en dat hoeft helemaal niet over het geloof te gaan. Het gaat over het leven en hoe mensen zich staande weten te houden. Iedereen heeft iets waar hij of zij zich aan vast kan houden.’
Hoop is in elke situatie te vinden, heeft Aly ervaren. ‘Mensen die in een verpleeghuis zitten hebben zonder uitzondering te maken met een crisis in hun leven. Of dat nu gaat omdat ze een herseninfarct hebben gekregen, Parkinson hebben, MS of dementie. Op de somatiek afdeling verblijven mensen die nooit meer naar huis kunnen. Je kunt als geestelijk verzorger de vreugde niet teruggeven. Wat je wel kunt doen is proberen samen te zoeken naar iets van hoop. Als je bijvoorbeeld heel erg van lezen hield en dat lukt niet meer, dan kun je samen andere manieren vinden, bijvoorbeeld voorgelezen worden. Als de hoop nog niet helemaal weg is, ontstaat er soms weer vreugde. Dat lukt heel vaak, maar het kost tijd. Als mensen in een donkere tunnel zitten is het belangrijk dat je naast ze gaat zitten. Want ze voelen zich alsof ze niet meer meetellen, er niet meer toe doen.’
Negentien jaar lang werkte Aly als geestelijk verzorger. ‘Ik ben wat langer doorgegaan, ik had er nog niet genoeg van. Toen ik uiteindelijk stopte en thuis zat begon ik een tijdje te kwakkelen. Kwaaltje hier, kwaaltje daar, ik werd even stilgezet. Ik wist nog niet wat ik wilde gaan doen. Tijdens een leerhuisavond kwam ik in contact met een dame die een boekje had geschreven over de dementie van haar moeder. Er waren ook mensen van het Alzheimer Café aanwezig. In het verpleeghuis had ik toentertijd ook een gespreksgroep met psychogeriatrische cliënten. Dat vond ik heel fijn en waardevol om te doen. Dus toen ik in aanraking kwam met de vrijwilligers van het Alzheimer Café, viel het meteen op zijn plek. Mijn moeder had ook dementie. Een vreselijk nare ziekte, die je geest en je lichaam helemaal uitholt. Dat doet iets met mensen. Je merkt dan ook dat mensen die ermee in aanraking zijn gekomen, vaak betrokken blijven. Het Alzheimer Café  in Roden is een grote en betrokken club vrijwilligers waardoor we heel fijn kunnen werken. We behandelen elke maand een thema, bijvoorbeeld voeding en dementie of muziek en dementie. Voorlopig kan ik hier nog prima mee uit de voeten dus!’

UIT DE KRANT