Noordenvelders: Anne Ananias

Afbeelding
actueel

De caravan van Anne Ananias staat op de oprit. De Fendt Bianco wordt ingepakt voor een weekje Noordeloos, een plaatsje in Noord-Brabant. Daarna toert Anne samen met zijn vrouw Ebeltje door naar Baarle-Nassau om aldaar de fiets te pakken. Het is wat de Ananiassen graag doen sinds ze beide met pensioen zijn, beetje reizen, fietsen, wandelen, eropuit. In eigen land, maar ook trekken ze graag Europa in. Of de wereld, als het zo uitkomt. Wanneer Anne voeten op Rodense bodem heeft, bemoeit hij zich graag met ‘zijn’ Historische Vereniging Roon, waarvan hij nu vijf jaar voorzitter is. In gesprek met een Roner én bankier in hart en nieren.


Bankier, u leest het goed. Anne Ananias werkte, net als zijn vrouw, in het bankwezen. Nu geniet het bankstel al zo’n 14 jaar van het pensioen. Maar wat een tijden waren het. Ananias kijkt er met groot genoegen op terug. Ebeltje werkte bij de Boerenleenbank, de tegenwoordige Rabobank, voordat ze naar de ABN-bank in Leek verkaste. ‘Ze vroegen haar: die vriend van je, zou die ook niet voor ons willen werken? De ABN kreeg een filiaal in Roden. Ik had een gesprek met personeelszaken. Dat ging net zo gemakkelijk: ‘Je kent hier een hoop mensen toch?  Kom maar op dan.’ ‘Niet meer voor te stellen. Dat heb ik een paar jaar gedaan, toen werd ik kantoorbeheerder van een ABN-filiaal in Helpman aan de Verlengde Hereweg. Het was de tijd van Joop den Uyl. De creditrentes lagen ergens tussen de twaalf en veertien procent. De Verlengde Hereweg-buurt was een rijke buurt, tegen Haren aan. Je belde gewoon iemand op waarvan je dacht dat –ie wel geld had. Dan bood je aan om het geld voor een maand op een deposito te zetten tegen dertien procent rente. Een prachtige tijd. Klanten belden naar kantoor: kun je even aandelen 150 Philips kopen? Of: boek even wat geld over naar de spaarrekening. Als directeur wist je ook: verstrek maar een lening, die ouders zijn vermogend, dat zit wel goed. Als directeur had je het laatste woord als het om kredietverstrekking ging. Ook tussen banken onderling was er contact. Zo van: die en die is net bij ons geweest om een rekening te openen en gaat het nu bij jou proberen. Niet doen hoor, heeft allemaal schulden. Ook kwam het wel eens voor dat een klant veel geld had gekregen en dat wilde storten maar niet bij de kluis kon omdat het weekend was. Dan ging je gewoon op zondag naar de bank om de kluis te openen. Niet meer voor te stellen. Er is zoveel veranderd. De meeste banken zijn verdwenen uit de dorpen. Later fuseerde de ABN met de Amrobank. We gingen verder in het kantoor van de Amro, waar ik kantoorbeheerder werd. Het was voor mij vreemd om als ABN’er in Amro-dossiers te kijken. De Amro was zakelijker, wij veel gemoedelijker. Althans, zo heb ik het ervaren. Ik heb met ontzettend veel plezier voor de bank gewerkt en ik geniet er nu nog steeds van, haha.’ Ananias doelt op zijn pensioen. En op de verhalen die hij samen met Ebeltje maar al te graag ophaalt uit de bankperiode. Maar genoeg over de bank. Anne heeft meer op zijn lijstje staan waarover hij het wil hebben. De ponyclub onder andere. ‘Ik ben in de paardensport gerold door mijn broer Marchinus die een manege begon in Roden. In  de schuur van de boerderij van de familie Assies, waar later IJfco de Boer woonde, tegenover het evenemententerrein. Twaalf jaar was ik. Ik heb altijd gereden en ik men nog steeds. Samen met Jan van der Klei gaf ik les op de ponyclub. Rijlessen en ook voltigelessen. Later werd ik penningmeester bij manege de Hulhorst. Froukje Hartlief kwam de bank binnenstappen: wij zoeken een penningmeester en jij gaat straks met pensioen, zei ze. ‘Dus jij wordt onze nieuwe penningmeester.’ Ik vond het prima, onder één voorwaarde: dat Froukje voorzitter bleef. Wij begrepen elkaar. Dat is altijd zo geweest. We hadden familie kunnen zijn.’


Froukje was niet de enige die in Anne een begenadigd penningmeester zag. Ook Marten de Vries, destijds voorzitter van de Historische Vereniging Roon klopte bij hem aan. ‘Met de gedachte ‘dat is een bankman, die moeten we hebben.’ Ik zei nog, ik ben een commerciële man, geen penningmeester. Toch heb ik het gedaan. Toen Ep Krijthe, die na Marten voorzitter was, stopte, heb ik de hamer overgenomen. Zo’n zeven jaar geleden nu. Ik denk wel eens: zal ik stoppen als ik 75 ben? Maar aan de andere kant: het is belangrijk dat oudheden bewaard blijven. Als je ouder wordt interesseer je je daarvoor, als je jong bent boeit je het geen bal. En bovendien: ik vind het leuk om te organiseren. Zo hebben we een ode gebracht aan de Bekkentrekker, een cabaretgroep voor en na de oorlog. Dat was voor mij één van de hoogtepunten van de Ronermiddagen.’

UIT DE KRANT

Lees ook