Noordenvelders: Hans Wijnbergen

Afbeelding
actueel

Hans Wijnbergen mag zichzelf dan nog niet al te lang ‘Noordenvelder’ noemen, zijn draai heeft hij er in twee jaar tijd goed kunnen vinden. De getogen Fries blijkt een muzikale toevoeging. En door samen met Bien Het Rode Hert nieuw leven in te blazen, kan Hans bij de gemiddelde Rowolmer al niet meer stuk. Maar meer nog dan voor de horeca, bonst het hart voor de muziek. Op bezoek bij Hans loopt dit ook als een rode draad door het gesprek.


Achttien jaar was Hans toen hij voor het eerst een saxofoon bespeelde. In Amerika, Rochdale om precies te zijn. Nabij New York. ‘Het betrof een uitwisselingsproject. Ik kon daar een jaar naar een High School en greep die kans. Nog voor ik ging wist ik dat ik saxofoon wilde gaan spelen. Waarom? Geen idee, dat idee leefde al een tijdje bij mij. Misschien omdat ik in Leeuwarden, bij een barkeeper van de bar Ode, eens een prachtige tenorsaxofoon zag staan. Volgens mij speelde hij daar niet eens op, maar ik was verkocht. Toen wist ik dat ik dat ook wilde.’


Eenmaal in Amerika kreeg Hans weinig tijd om te acclimatiseren, laat staan te wennen aan de saxofoon. ‘Ik moest meteen met de big band mee doen, tijd voor les was er niet’, herinnert hij zich. ‘De mensen waren aardig voor me, maar ik denk niet dat het heel goed geklonken moet hebben. Vanaf die eerste keer dat ik speelde, wist ik dat ik dit de rest van mijn leven zou gaan doen. Iedere dag een uur. Minstens, het liefst langer. In Rochester en omgeving struinde ik de cafés af en altijd had ik mijn saxofoon bij me. Ik vroeg dan of ik mee mocht spelen en dat kon meestal. Ik ben blij dat er geen opnames van zijn, want het zal niet al te best zijn geweest. Maar ik was zo verliefd op het instrument, dat ik nooit meer iets anders wilde.’


Geregeld bezocht Hans New York, alwaar hij alleen al in de metro merkte hoe erg muziek daar leeft. ‘Dan vragen ze of je een alt of een tenor hebt. Een geweldige stad vind ik het, ik voelde mij er al snel thuis’, zegt Hans. ‘Zelf neem ik altijd mijn saxofoon mee. Op vakantie en op reis, ik heb hem eigenlijk altijd bij me. Dat is in Nederland niet zo gebruikelijk, maar in New York niet zo vreemd. Een bijzondere stad.’


Het reizen en de daarmee samenvallende hang naar avontuur, zit Hans in het bloed. ‘Dat maakt het feit dat ik nu niet kan optreden extra zwaar’, zegt hij. Niet alleen loopt hij inkomsten mis, hij mist ook een manier om zich uit te drukken. ‘Ik heb de afgelopen periode af en toe een kleine dip gehad. Puur omdat je niet kan spelen en je hetgeen wat je leuk vindt niet kan doen.’


Voor Hans is de saxofoon een instrument om zich op ieder gewenst moment van de dag uit te drukken. Op vakantie op het strand of in het straatbeeld bijvoorbeeld. Van plankenkoorts is geen sprake. ‘Vroeger speelde ik in de metro van Parijs het geld voor de terugreis naar Nederland bij elkaar. Over avontuur gesproken.’


In Harlingen liet Hans een opnamestudio bouwen. Nu, in Roderwolde, heeft hij eveneens een studio. ‘Met slaapplekken, voor als bands uit de Randstad een hele cd willen komen opnemen. Ideaal.’ Het café wat hij samen met Bien sinds 2018 bestiert, fungeert dan ook eerder als een podium. ‘We zijn geen kroeg, met daarbij wat muziek. Eerder andersom. Een podium, met een café erbij. Al bieden wij natuurlijk de verschillende clubs in het dorp hier wel een plek. Menig vergadering vindt hier plaats, evenals de biljartavonden.’


Afgelopen zomer had er eigenlijk een groots dorpsfeest moeten zijn in ‘Rowol’. ‘Die kon logischerwijs niet doorgaan, maar wij hadden daar anders zeker een rol in gespeeld. Ik zou een band met muzikanten uit Roderwolde opzetten. Geloof me: er zijn genoeg goede muzikanten hier! Maar helaas, dat moet even wachten. Waarschijnlijk wordt dat pas over vijf jaar. Maar wat in het vat zit verzuurt niet. Daar houden we ons dan maar aan vast.’

UIT DE KRANT

Lees ook