Noordenvelders: Jan Brink

Afbeelding
actueel

Hoe gaat het Jan? Met enige gelatenheid: ‘Het gaat.’ Aan de lange eettafel in de fraaie, met licht overgoten woning die Jan Brink zelf getekend heeft, wordt snel duidelijk waarom het leven van de architect momenteel geen acht is. Jan’s geliefde vrouw Wieny overleed afgelopen 9 december aan de gevolgen van eierstokkanker. Jan voelt zich gesterkt door haar enorme positiviteit en nuchterheid. Een kwartier voordat ze zou overlijden, Wieny koos voor euthanasie, las ze een verhaal voor. Het verhaal dat ze zo mooi vond. Het verhaal van de krekel en de beer van Toon Tellegen. De krekel die bijna jarig was, wilde heel graag dat iedereen op zijn verjaardag kwam. Maar niet de beer. Hij schreef een brief aan de beer.


Aan de binnenzijde van de bedankkaart staat de brief van de krekel aan de beer afgedrukt. Op de voorkant een schilderij van Jan. ‘Dit zijn wij’, zegt Jan terwijl hij zijn hand op de kaart legt. Dat Wieny op zo’n positieve manier uit het leven is gestapt, geeft de Roder architect kracht. ‘Nu is het aan mij om de derde helft in te vullen. Dat gaat soms goed, nu wat minder. In de eerste weken heb ik veel bezoek gehad. Daarna komt de leegte. En hoe vul je die leegte op? Met gedachten.’ Jan praat van zich af. Vraagt zoon Ron om twee koppen koffie. ‘Gooi me maar in de sloot als ik overlijd, riep ze vaak. En: ‘houd het zo goedkoop mogelijk. Organiseer maar een kijkdag in de kas. Toen het zover was, één dag voor onze trouwdag, liep ze nadat ze het verhaal had voorgelezen naar haar stoel. ‘En nu loop ik de dood tegemoet’, zei ze. Heel rustig aanvaarde ze de prik die de huisarts haar toediende. We hebben haar, volgens haar wens, opgebaard in de kas achter ons huis. Zoveel lieve mensen kwamen langs. Een plekje op het kerkhof wilde ze niet. We mochten ook niet mee naar het crematorium. Vanaf de kas zijn we met elkaar naar het grote hek voor ons huis gelopen. Vanaf daar hebben we haar uitgezwaaid.’


In maart hoopt Jan Brink 80 jaar te worden. Nog iedere dag is hij bezig met wat hij het liefste doet: bouwen. Van achter zijn tekentafel ontwerpt hij huizen. Twee keer per week slaat hij een balletje op de tennisbaan. Jan doet mee aan de 35plus competitie. Dat betekent dat hij ook wel eens in Leeuwarden op de baan staat. Of in Delfzijl. Hoe dan ook, Jan kijkt er iedere week naar uit. ‘Lekker met vrienden bezig zijn, even andere praat.’ Jan groeide op met zijn moeder en broer aan De Steeg, wat nu de Nieuweweg is. Zijn vader heeft hij nooit gekend, die overleed in de oorlog. Jan was altijd bezig met bouwen. ‘We hadden konijnen. Die moesten een mooi hok hebben vond ik. Toen het naar buiten moest, paste het niet door de deur. Veel te groot. Dat was wel mijn slechtste project.’ Na de Scheepstraschool ging Jan naar de Ulo. Hij vond het helemaal niks. ‘Ik wilde naar de technische school. Dingen maken met mijn handen. Het leukste wat ik daar deed was sporten en tekenen. Op de lts had ik een veel leukere tijd.’ Jan kwam terecht bij architect Stellema als tekenaar. ‘Daar tekende ik huizen. Autodidact. Dat ging me goed af. Na mijn diensttijd keerde ik terug. Stellema werd ziek en ik leidde het kantoor. Ik zag een stuk in de krant van de overheid. Je kon in het architectenregister opgenomen worden op voorwaarde dat je de tekeningen die je gemaakt had, instuurde. Dat deed ik. De tekeningen werden goed bevonden. Veel mensen vroegen me of ik privé voor hen wilde tekenen. Ik kreeg zoveel aanvragen dat ik op een maandag aan Stellema vroeg: zullen we samengaan? Vrijdag had ik mijn ontslagbrief. Jan begon voor zichzelf. Architectengroep Roderveld. In hoogtijjaren werkten er zes man op kantoor. Na de economische malaise in de jaren tachtig ging hij verder in een kantoor aan huis. Vele gebouwen in Roden en aan de Leekster rondweg zijn van zijn hand. ‘Hoe je Brinkarchitectuur herkent? Er zit een bepaalde vrolijkheid in de gebouwen. Dat is het wel denk ik.’ Eerst de constructie bepalen, daarna het jasje eromheen gieten, dat is de werkwijze van de architect. ‘Tegenwoordig zie je het vaak andersom. Veel hoogstandjes komen van de computer. Ik begin altijd achter de tekentafel.’ Als Jan vastloopt, legt hij de pen weg en pakt hij de kwast. Schilderen zorgt voor de nodige ontspanning. Aan stoppen denkt Jan niet. ‘Er zijn nog zoveel locaties waar iets ontwikkeld kan worden in Roden. Op de plek van de manege bijvoorbeeld. Daar heb ik wel ideeën over. Schuurwoningen zouden daar mooi passen, in de lijn van de manege. Huisje-schutting-tuintje moet je niet willen. Dat is geen kwaliteit. Je kunt hier een heel mooi gebied van maken.’ Het komt wel goed met die derde helft van Jan Brink.


Beste beer,


Ik wil niet dat je op mijn verjaardag komt.


Je schrokt.


Je morst.


Je trapt bij het dansen op tenen.


Je geeft cadeaus waar niemand iets aan heeft.


Je zingt vals en erg hard.


Je zegt al dat het gezellig is als je nog niet eens kunt weten of het gezellig is.


Je dringt iedereen opzij om het eerst bij de taart te kunnen en als er geen honingtaart is roep je: ‘Waarom is er geen honingtaart?


Als alles op is vraag je waarom er niet méér was.


Je valt in slaap als iemand een toespraak houdt.


Je zakt van je stoel, zodra je slaapt, en je snurkt.


Als iedereen naar huis is lig jij nog op de grond te snurken en als je wakker wordt ga je op zoek naar kruimels. Je... ach laat ook maar.


Kom maar wel.


Het is eigenlijk wel heel gezellig als je komt.


Morgen ben ik jarig.


Ik zou het héél leuk vinden als jij ook komt.


tot morgen!


De krekel

UIT DE KRANT

Lees ook