Noordenvelders; Jan van der Klei

|
| Foto: |
actueel

Op het tafeltje bij de voordeur van zijn appartement aan de Riemsnijder ligt een ronde bol gemaakt van hoefijzers. De hoefijzers van de laatste twee paardjes van Jan van de Klei, in elkaar gelast door zijn kleinzoon. Het is het allerlaatste aandenken aan de paardensport waar Jan (82) op zijn vijfenzeventigste definitief een punt achter zette. Als jochie van een jaar of zeven raakte hij besmet met het virus, zoals hij het zelf noemt. Jan is een graag geziene gast in Roden, geliefd bij paarden minnend Noordenveld. Talloze jongens en meisjes, mannen en vrouwen leerde hij de viervoeters beteugelen. En nog steeds bestaat er niets mooiers dan dat. Hoogtijd voor een onderonsje met deze markante Noordenvelder.




De koffie staat klaar op woensdagochtend tien uur in huize Van der Klei. Echtgenote Hennie heeft een cake gebakken ter gelegenheid van het bezoekje van de Krant. Aan de wand prijkt een vitrine met bekers. Heel veel bekers. Jan wist op menig kampioenschap een prijs binnen te hengelen. Z dressuur, Z springen en Z samengesteld, een combinatie springen, dressuur en cross. Eenmaal gesetteld in zijn eigen stoel en de verhalen komen los. Jan is geboren in Lettelbert, in de boerderij tegenover het fietspad. ‘Later verhuisden mijn ouders naar Midwolde, een boerderij tegenover het kerkje. Daar heb ik mijn jeugd doorgebracht. Mijn ouders hadden paarden om het land te bewerken. Ik was nog geen tien, toen klom ik al op het paard.’ Hennie haalt een foto van de muur. Jan van een jaar of zeven. Aan zijn hand twee knoeperds van paarden. ‘Ik ging altijd mee met mijn vader naar de keuring. Toen ik tien was, werd ik lid van de Rijvereniging Roden. Er waren er drie destijds, in Marum, Oldekerk en Roden. Ik reed op mijn paard van Midwolde naar Roden.’ Jan schiet in de lach. Het grote Duitse paard, een hooipaard, waarop hij reed had nog al eens de neiging te doen waar hij zelf zin in had. ‘Mijn zus fietste mee tot over de brug bij Nienoord. Dat paard wilde nog wel eens omkeren. Liep hij gewoon terug naar huis. Eenmaal over de brug ging het goed.’ De rijvereniging was vlak na de oorlog opgericht, rijden gebeurde bij de zandafgraving aan het Dwazziewegen. Later kreeg de vereniging een buitenbak aan de Lieverseweg, waar nu Camping Ot & Sien gevestigd is. ‘De rijvereniging bestond uit een klein clubje, een man of tien. De Kymmels zaten erbij, Freek Vos, de slager, Tuns de Vries, Lange Tuns noemden we hem, en nog een paar jongens. Ons clubhuis was de kroeg van Abbe Rieks, die een café had naast het Wapen van Drenthe, in de lengte van de weg. Later nam hij het Wapen over. Wij verhuisden mee.’


Op een goed moment kreeg club een binnenbak, in de boerderij van Holthuis aan de Leeksterweg, waar nu de notarispraktijk zit. Een luxe, want tot dan was het –weer of geen weer- rijden in de buitenlucht. Toen ook de ponyclub erbij kwam, werd de accommodatie te klein. De gemeente bouwde aan de Hullenweg een nieuwe manege. Jan werd de eerste beheerder. Betrok samen met zijn Hennie de beheerderswoning naast de manege. ‘Een machtige tijd. We deden alles met elkaar. Het was één grote familie. ’s Ochtends om half acht vertrokken we samen naar de wedstrijd, om zes uur kwamen we terug. Afgepeigerd. Ik gaf les aan de ponyclub, dan moet je ook bij de wedstrijden zijn vond ik. We hebben grote successen behaald. Een vreselijk mooie tijd. Wat dat betreft is het allemaal wel veranderd. Het is nu veel meer ieder voor zich. Het is vooral veel ‘ik’ in plaats van wij.’  Een keer was Jan van der Klei de enige die een foutloos parcours had gereden op de Nederlandse Kampioenschappen. Hij was zó blij, beloonde zijn paard en kwam erachter dat hij aan de verkeerde kant van de finishvlag was beland. Een teleurstelling die hij nooit zou vergeten.


Mennen deed Jan ook. Niet onverdienstelijk. Won vele prijzen, was de snelste van heel Nederland in de marathon en werd samen met zijn groom al eens de ‘flying Dutch men’ genoemd door een Nederlandse topmenner. Op zijn vijfenzeventigste stopte hij. ‘Het was mooi geweest. Ik heb 12 of 13 keer mee mogen doen aan de Nederlandse Kampioenschappen. Was de beste van het noorden. Op een gegeven moment is het klaar. Met jureren, dat heb ik ook altijd gedaan, ben ik op mijn tachtigste opgehouden.’ Helemaal loslaten kan Jan de paardensport niet. Iedere donderdag is hij te vinden in de HJC Manege in Tolbert om bij het springen te kijken. Een ander moment waar Jan naar uitkijkt is zijn maandelijkse ritje op de kar van een oud-leerling (en Drents kampioen) uit Peize. ‘Dan belt ze me: Jan, ik heb de kar klaar en het paard staat ervoor. Ik mag op de bok zitten en stuur wat door de Onlanden. Dan geniet ik.’ 


|

UIT DE KRANT