Noordenvelders: Mary Lutham

Afbeelding
actueel

Dat ze überhaupt tijd heeft voor een kop koffie op de redactie van De Krant, mag een klein wonder heten. Mary Lutham heeft het namelijk áltijd druk. Een stilzitter is ze absoluut niet. ‘Zo werden wij opgevoed. “Stilzitten is doodgaan”, was het motto. Dat is er bij mij altijd in blijven zitten.’


In 1962 kwam Mary met haar familie naar Nederland. Ze was het één na oudste van in totaal acht kinderen. ‘Ik was negen jaar toen. Achteraf had ik gewild dat ik wat ouder was geweest, zodat ik de veertig dagen durende reis bewuster had kunnen meemaken. We kwamen langs de meest prachtige plekken namelijk. Daar zijn nog prachtige foto’s van.’ In Nederland beviel het Mary eigenlijk direct, al kreeg ze goed in haar oren geknoopt dat er wat moest gebeuren. ‘Bij aankomst zei mijn vader: “Nou moeten we ons best doen. Let op: je begint met een achterstand, dus je zult hard moeten werken”. Die woorden heb ik altijd onthouden. Hierdoor ben ik een workaholic geworden.’


En dat is haar eigenlijk altijd prima bevallen. ‘Als je stilzit, ga je dood. Mijn vader was bulldozermachinist en mijn moeder had acht kinderen, dus die had ook geen tijd om stil te zitten. Ook ik heb altijd gewerkt en doe dat eigenlijk nu nog steeds. Met de MensA bijvoorbeeld, maar ook bij de Marke.’ Veel tijd houdt Mary dus niet over, maar toch ziet zij een extra vrijwilligersbaantje bij De Hullen wel zitten. ‘Mijn handen jeuken alweer.’


Haar geboorteland, Nieuw-Guinea, heeft ze later nooit meer bezocht. ‘Wat moet ik daar nog? Ik heb nooit terug gewild.’ Nederland beviel goed. De eerste winter in Heino vergeet ze nooit meer. ‘Het sneeuwde. Waar wij vandaan kwamen was ijs heel duur, maar hier kwam het gewoon uit de lucht.’ Herinneringen aan haar oude plekje heeft ze overigens wel. ‘Ik herinner mij het huis aan zee nog. Maar teruggaan? Nee, dat durf ik niet. Ik ben nog wel eens met mijn moeder in Indonesië geweest.’


Over haar moeder gesproken. 92 is ze. ‘Ze woont nog in De Hullen. Ik heb heel veel respect voor haar. Wat zij heeft meegemaakt.. Ongelofelijk zeg. Mijn vader overleed jong, 57 was hij. Altijd hard gewerkt, altijd bezig. ’s Winters zat hij met een petroleumkachel op de bulldozer. Erg ongezond natuurlijk. Toen hij stopte met werken, was het klaar. Mijn moeder is er nog. Een trotse vrouw. Toen zij van de week hoorde dat koning Willem-Alexander zijn excuses aanbood voor de rol die Nederland speelde tijdens de Onafhankelijkheidsoorlog, zei ze dat ze zo graag had gewild dat mijn vader dit nog had meegemaakt. Het mocht niet zo zijn.’


Dat haar eigen ouders naar Nederland kwamen, maakt dat Mary iets met statushouders heeft. ‘Ik heb altijd heel dichtbij hen gestaan. De pijn van mijn ouders na de oorlog, heb ik altijd duidelijk gevoeld. Vandaar dat ik iets met statushouders heb. Als je weet wat ze hebben meegemaakt… Tjonge jonge.’ Het verbaast haar dan ook dat er zoveel mensen in Nederland zijn die niets van statushouders moeten hebben. ‘Ze zijn erbij die tegen statushouders aanschoppen en er een mening  over vormen, maar zelf niets doen om te helpen. En dan klagen over mensen die zich hier niet kunnen aanpassen. Vind je het gek, als niemand een poot uitsteekt om je te helpen?’


Vandaar ook dat Mary zich zo inzet voor de MensA. Eén keer per maand komt men bijeen om te eten in Trefpunt Scheepstra. ‘Dat moet je eigenlijk eens meemaken’, glundert Mary. ‘Het lekkere eten, de gezelligheid, het saamhorigheidsgevoel; daar groei ik van.’


Liever zou Mary buigen op een grotere ruimte. ‘We hebben iedere maand standaard 35 mensen. Het liefst zouden we nog meer mensen willen ontvangen, want er is genoeg animo. Het liefst zou ik zien dat we de Landskeuken op Mensinge kunnen gebruiken. Het wiel hoef ik niet uit te vinden, want met United Kitchen bestaat er al een dergelijk initiatief. We hebben een statushouder die graag kok wil worden. Zet hem daar neer, organiseer kookparty’s. Geef zo iemand de kans.’

UIT DE KRANT