Noordenvelders; Melvin Koning

Afbeelding
actueel

Om ruimte te creëren voor ic’s in heel Nederland, heeft Defensie in samenwerking met het UMC Utrecht de derde intensive care unit in gebruik genomen in het calamiteitenhospitaal. In de kelder van het UMC Utrecht en het Centraal Militair Hospitaal, proberen artsen en militairen zo goed en zo kwaad als het gaat coronapatiënten te helpen. Eén van hen is Melvin Koning. De boomlange keeper van VV GOMOS die al sinds 2009 in dienst is van Defensie.


Een keeper bij Defensie. Ergens valt dat heel goed te rijmen. Bijna iedereen in Norg kent Melvin. Of liever: ‘Koning’, want zo wordt hij door vrienden steevast genoemd. De goedlachse, vriendelijke reus staat midden in het Norger dorpsleven.  Dat dorpsleven ligt nu volledig plat, waardoor verveling op de loer ligt. En dus was Melvin maar wat blij dat hij twee weken geleden gebeld werd met het verzoek zich te melden in Utrecht. Als verzorger bij het leger kan hij zich nuttig maken op de ic-unit van het calamiteitenhospitaal. ‘Wij worden ingezet om de artsen te ondersteunen’, zegt Melvin. ‘We werken eigen alleen maar met patiënten die COVID-19 positief zijn. Zij liggen verspreid over drie units in het ziekenhuis.


Feitelijk werkt Melvin in een kelder. ‘Als je geen mobiel of horloge bij je zou hebben, zou je niet weten of het dag of nacht is’, lacht hij. ‘De patiënten die in het calamiteitenhospitaal liggen, worden praktisch allemaal beademd. Ondertussen helpen wij de artsen. Zij hebben de kennis en de verantwoordelijkheden, terwijl wij – samen met de andere verpleegkundigen – het uitvoerende deel voor onze rekening nemen.’


Het is keihard werken in het calamiteitenhospitaal, maar de geestelijke belasting valt volgens ‘Koning’ nog wel mee. ‘Wij spreken de patiënten eigenlijk niet. Zij zien ons verder ook niet, want ze liggen op hun buik. Het klinkt heel cru, maar er zit geen emotie in. Je moet doorwerken en er niet teveel bij nadenken.’ Moeilijker, denkt Melvin, is het voor de verpleegkundigen die de patiënten binnen zien komen. ‘Bij ons worden ze al verbeterd. Ik denk dat het lastiger is als je een patiënt gezond ziet binnenkomen, om hem vervolgens te zien afglijden.’


De Norger stelt zich dienstbaar op zoals een goede militair betaamd. Dat hij militair zou worden, was overigens niet altijd zo vanzelfsprekend. ‘Ik deed eerst een bouwopleiding op Penta in Assen, maar na een mislukte stage doorliep ik de militaire opleiding. Ik was 17 en een half, wist nog niet wat ik wilde.’ Toen hij eenmaal bij Defensie zat, wist hij het wel: chauffeur van een Leopard-tank. ‘Maar ik werd meteen uit die droom geholpen. Ik was te groot voor zo’n tank.’ Koning werd aangeraden dan maar chauffeur te worden binnen het leger. ‘Mijn rijbewijs zou ik via Defensie krijgen. Nou, dat hoefden ze geen twee keer tegen mij te zeggen.’


De eerste vijf jaar werkte hij op de militaire basis bij Stroe, vlakbij Hilversum. Vijf jaar geleden kreeg Koning de mogelijkheid om dichterbij huis in Havelte te worden gestationeerd. ‘Dat klonk me als muziek in de oren. Ik hoefde niet langer van maandag tot en met vrijdag in Stroe te zitten. Iedere avond kon ik naar huis, en ik kon ik zelfs het voetbaltrainen weer oppakken. Ik werk daar nu vijf jaar als ambulancechauffeur.’


Ondertussen waren er uitzendingen naar Afghanistan en Irak. Vooral die laatste uitzending (nu toch alweer vier jaar geleden) maakte indruk. ‘In mijn tijd in Afghanistan mochten we het kamp niet af. Van het land heb ik maar weinig gezien. Wat ik me vooral herinner is de hitte. O ja, en mijn verlof. Iedereen mocht twaalf dagen terug naar Nederland, maar door wat problemen werd het bij mij twintig dagen. Dat was net ten tijde van de Feestvierdaagse. Dat kwam perfect uit. Ik kwam alleen geen stap dichter bij de tap, want telkens werd ik weer door iemand aangesproken. Nee, zelf hoefde ik dat hele weekend haast geen biertje te halen.’ In Irak ging hij daadwerkelijk de dorpen en steden in. ‘We leerden de mensen daar zich te weren tegen IS. Dat was goed werk, nuttig werk. Je had meer het idee dat je wat bereikte.’


Irak zal niet de laatste keer zijn geweest dat Koning op uitzending moet. En er zijn jaarlijks een aantal oefeningen. Zoals laatst in Zuid-Duitsland. ‘Tien dagen in het bos, zonder telefoon en wc’, lacht Koning. ‘Ach ja, dat hoort er ook bij. Of ik het jammer vond dat ik Roden-GOMOS heb gemist? Wat had ik moeten zeggen dan? Dat ik moest voetballen? Nee, werk gaat voor. Dat hoort er gewoon bij. Ik mis het nu wel trouwens, het voetballen. Dat ouwehoeren met de jongens, de kleedkamerhumor. Het is een groot gemis.’


Momenteel mag Koning het dan wel druk hebben met de coronacrisis, ambities heeft hij te over. Hij volgt de opleiding voor verpleegkundige bij het leger, maar moet eerst nog naar de Koninklijke Militaire School om sergeant. ‘Dat is een groot voordeel van Defensie. Je kunt veel studies doen en je echt ontwikkelen. Ik weet nu eindelijk wat ik wil.’

UIT DE KRANT

Lees ook