Noordenvelders: Menne Kamminga

Afbeelding
actueel

Het zijn lastige tijden, concludeert Menne Kamminga. ‘Juist nu is er een grote behoefte aan een stukje richting’, stelt hij. Het raadslid ziet hoe de verwarring en onrust onder inwoners toeneemt, naarmate de coronacrisis voortduurt. Hoewel hij het thuiswerken als zeer prettig ervaart, vindt hij het ondertussen verschrikkelijk dat de allerzwaksten in de samenleving niet kunnen worden beschermd. Een gesprek met de eenmansfractie die zijn woorden zorgvuldig afweegt.


 Kamminga vormt nu al twee jaar een markante verschijning in de Noordenveldse gemeenteraad. De Christendemocraat is een verbinder, maar kent ook de klappen van de zweep. Zeven jaar was hij raadslid in Winsum, alwaar het bestaan als raadslid minder vriendelijk was dan in men hier gewend is. ‘Ik kom uit een gemeente waar elke cent omgedraaid moest worden. Als je een idee had, moest je eerst maar eens uitleggen hoe je aan het geld dacht te komen. Hier is dat andersom: als raadslid mag je een voorstel doen, het college moet vervolgens maar uitzoeken waar het geld vandaan moet komen.’


Sinds hij in Noordenveld de vooruitgeschoven man van de ChristenUnie is, verbaast hij zich over de gang van zaken. Soms in positieve zin, soms in negatieve zin. Neem de woningbouw: ‘Het schiet hier niet op. Kennissen van mij vroegen laatst of ik hen kon helpen bij het vinden van een woning in Roden, maar dat blijkt nagenoeg onmogelijk.’ Dan, zelfbewust: ‘Daarover zou ik niet moeten klagen in de media, maar in de raad. In ieder geval is het zo dat ik twee jaar geleden dacht dat het wel op zou schieten met de woningbouw. Met Peize-Zuid, zo redeneerde ik, zou er binnen een paar maanden kunnen worden begonnen. Twee jaar later zijn we nog niet begonnen.’


Als relatieve nieuwkomer kijkt Menne met een frisse blik op de gemeente. Hij heeft het hier naar zijn zin, zegt hij. Met zijn vrouw Ineke loopt hij het Drenthepad, waarbij hij de schoonheid van het Drentse land (en daarmee het Noordenveldse) steeds meer leert waarderen. ‘Ik heb nu, vanwege het  vele thuiswerken, meer tijd om de omgeving te verkennen. Dat had ik eerder willen doen, maar daar had ik vanwege mijn werk weinig tijd voor. Vergaderingen waarvoor ik stad en land moest afreizen, ik werd er gek van. Nu heb ik meer tijd voor mijn omgeving en dat voelt goed. Ik denk bovendien dat het goed is, ook als je kijkt naar de gemeenteraad, dat er eens een frisse blik op de gemeente wordt geworpen. Er kan hier veel, meer dan ik gewend ben, maar dat wordt straks ook anders. We moeten scherper worden op onze ambities. Dat zal de tijd leren.’


Onvermijdelijk komt ook de kerk ter sprake. ‘Ik ben blij dat ik, juist in deze tijd, lid ben van de kerk’, zegt Menne. ‘Het geeft houvast maar het zorgt er ook voor dat ik met mensen kan schakelen. Ik kan me haast niet voorstellen hoe deze tijd moet zijn voor mensen die niet naar de kerk gaan. Er is, juist nu, een grote behoefte aan een stukje richting en naar bezinningsmomentjes.’


Toch keurt Menne de Staphorster kerk, waar onlangs nog zeshonderd mensen kwamen, af. ‘Het is verwerpelijk dat men in deze tijd met zoveel mensen in de kerk gaat zitten’, zegt hij. ‘Je mag een groot vertrouwen in God hebben en daarmee in een goede afloop van het virus, maar dat heeft hier wat mij betreft niks mee te maken. Zelf ga ik sinds de coronacrisis niet meer fysiek naar de kerk. Gelukkig kun je de diensten online volgen. Voor mij heeft het nu weinig toegevoegde waarde om fysiek heen te gaan, al snap ik de behoefte van anderen.’


‘Ik ben niet van de wetten en regels, maar leg liever mijn oor te luister’, vervolgt Menne. ‘We moeten alles nu zo goed mogelijk inrichten, maar we moeten ook zeker doorgaan met leven. In dat opzicht kan ik me vinden in het beleid van Mark Rutte. Hij is met het dichtgooien van de scholen terughoudender dan met de voermaatregels voor de boeren, en dat is verstandig.’


Als raadslid weet Menne dat zijn invloed relatief is, maar dat er wel degelijk een verschil (hoe klein ook) kan worden gemaakt. ‘Ik blijf mij inzetten voor zaken als eenzaamheid, duurzaamheid en armoede. Maar ook voor openbaarheid van bestuur. Dat vind ik er bij deze raad nog wel eens bij inschieten. Ik mis de beeldvorming, ook voor het publiek. Te vaak wordt er gegrepen naar besloten infosessies, in plaats van openbare bijeenkomsten. Dat behoort tot achterkamerpolitiek. We kunnen juist veel opener zijn.’

UIT DE KRANT