Noordenvelders; Rolf Swart

Afbeelding
actueel

Hij groeide op in Roden, spendeerde tien jaar van zijn leven in Den Haag en kwam uiteindelijk weer ‘thuis’.  Want zo ziet hij het dorp waar zijn moeder haar hele leven woonde en hij zijn draai heeft gevonden. Rolf Swart zag het dorpse Roden verworden tot een plaats. Het dorpse karakter, zo oordeelt hij, is zo goed als verdwenen. Maar de inwoners maken het nog steeds tot een fijne plek om te wonen. ‘De mensen, de gemeenschap, zij maken de omgeving tot wat het is.’


Dat Rolf naar Den Haag vertrok, had te maken met zijn diensttijd. ‘Ik was één van de laatsten die in dienst moest. Vervangende dienstplicht in mijn geval. Die zat ik uit in Den Haag, waar ik bij de Koninklijke Bibliotheek terecht kwam. Ik vond het er eigenlijk heel leuk. Het voelde als mijn natuurlijke habitat. Ik vond het een leuke tijd en kreeg later een baan aangeboden. Zodoende bleef ik uiteindelijk tien jaar in Den Haag.’


Daarbij deed Rolf meerdere projecten. Hij was verbonden aan het Letterkundig Museum (nu: Literatuurmuseum, red.) en hielp de Centrale Bestand Kinderboeken opzetten. Verder werkte hij in het Vredespaleis. ‘Wel grappig trouwens, want ik heb ook in het Legermuseum gewerkt. Een deel overlapte elkaar zelfs. Dan zat ik ’s ochtends tussen de wapens en was ik ’s middags op het Vredespaleis.’


Pas later ziet hij hoe bijzonder sommige van die projecten waren. ‘Neem het Vredespaleis. Ik ben op plekken geweest waar normaal zelden iemand komt. Op dat moment sta je daar niet zo bij stil, maar achteraf is het toch leuk.’


Al van jongs af aan omringde Rolf zich graag met boeken, al was hij niet het standaard ‘type boekenwurm’. ‘Ik sloot me vroeger niet op thuis. We gingen juist altijd voetballen met vriendjes. Maar ik ben altijd blijven lezen. Zo blijf je ook een beetje leren. Dat vind ik erg waardevol.’


Om diezelfde reden mag hij graag online lezingen en colleges volgen. ‘Dat vind ik reuze interessant.’  Bij binnenkomst stond een Amerikaanse nieuwscommentator op. ‘Ik mag hem graag het nieuws horen duiden. Dat vind ik interessanter dan het nieuws van de NOS. Al duren zijn video’s soms drie uur. Dan zet je hem op den duur wel uit.’


Toen Rolf terugkwam uit Den Haag viel het hem tegen om aansluiting te vinden bij het Roner dorpsleven. ‘Je denkt dat je er na tien jaar zo weer inrolt, maar dat is niet zo. Roden is mijn thuis, maar ik miste een soort aansluiting. Later vond ik die, mede omdat ik in de steunfractie van Gemeentebelangen ging.’


‘Een Roner is lid van Gemeentebelangen, Volksvermaken en de voetbalclub’, zegt Rolf, misschien mede ingegeven door zijn vader die vroeger voorzitter van Volksvermaken was. Toch wilde hij, juist omdat zijn vader voorzitter was, niet per se iets voor Volksvermaken doen. ‘Ik vind niet dat je zomaar klakkeloos moet doen wat je vader ook deed. Zo ben ik niet. Ik wilde niet de “zoon van” zijn.’


Bij Gemeentebelangen lag dat anders. ‘Ik vind het mooi om iets voor het dorp te doen. Gemeentebelangen  is een echt lokale partij, zonder landelijke tak. Een partij die echt voor het dorp staat. En bovendien een club waar ik mij zeer thuis voel.’


Van de landelijke politiek wil Rolf niets weten. ‘Ik stoor me aan het gigantische opportunisme in de landelijke politiek.’ Nee, dan zoekt hij het dichter bij huis. ‘De gemeentelijke politiek lijkt vrij saai, maar uiteindelijk heeft iedereen er een mening over. Misschien niet over het proces, maar wel over het resultaat. Uiteindelijk dus best interessant.’


In de vensterbank verwijst een ansichtkaart naar Terschelling. ‘Mijn heimat. Swart is een naam die op Terschelling vrij bekend is. Mijn opa kwam er vandaan, hij was politieagent. Mijn andere opa, opa Ploeg, zette een boomkwekerij op hier in Roden. Hij kwam om het leven toen er tijdens een storm een boom op zijn auto viel. De ironie, hoe pijnlijk ook, zie ik er wel van in. Mijn ouders hielden begin jaren ’90 op met de boomkwekerij. Ik wilde het niet overnemen. Koos mijn eigen pad.’

UIT DE KRANT