Noordenvelders - Tiny Veenstra

Afbeelding
actueel

Aan de Hospitaallaan in Veenhuizen ligt een schitterende tuin verscholen. Een tuin met weelderige bloemen, slingerpaadjes en kunstwerken. Op minipleintjes staan tafeltjes met stoelen, bedoeld voor mensen die willen genieten van alle bloemenpracht. Want Tiny Veenstra deelt haar tuin graag. Al éénendertig jaar lang schenkt ze thee en koffie in haar Koffie- en Theetuin Zunneschien. Volgend jaar hoopt ze tachtig te worden. Maar aan stoppen denkt ze niet. ‘Dit is mijn lust en mijn leven.’


‘Controle’ prijkt op de gevel van de woning aan Hospitaallaan nummer twee. Aanvankelijk was het de bedoeling dat het huis uit 1905 er niet meer zou staan. Dat deel van Veenhuizen zou dichtgegooid worden, zo was het plan ergens in de vroege jaren zeventig. De bewakers liepen er met karabijnen om ontsnapte gevangenen neer te kunnen schieten. Niet veilig voor de inwoners van het dorp en dus moest de helft van het dorp dicht en de huizen gesloopt. Het huis van Tiny Veenstra is een dubbele woning, gebouwd voor de huismeester van het hospitaal en de opzichter der gebouwen. Uniek in zijn soort, want het is het enige huis met type vier en type vijf aan elkaar, vertelt Tiny die er samen met haar echtgenoot in 1966 kwam wonen. ‘Wij hebben een soort portiek, je kunt hier bij de voordeur staan zonder dat je nat wordt.’


Het huis van de buren stond leeg destijds. Omdat het afgebroken zou worden, kwam er niemand meer in. De desolate tuin was Tiny een doorn in het oog. In overleg met de toenmalige burgemeester mocht zij de tuin onderhouden. Later, toen de plannen om de boel te slopen van tafel waren en de huizen geprivatiseerd werden, kochten de Veenstra’s de tuin van de buren erbij. ‘Zo kom ik aan zo’n grote tuin. Veenhuizen was een gesloten dorp destijds. Alleen toegankelijk voor inwoners. Als je een auto langs zag rijden stak je standaard je hand omhoog want iedereen kende elkaar. Toen halverwege de jaren tachtig het dorp opengesteld werd voor buitenstaanders was dat zeker even wennen. Vreemde auto’s met vreemde mensen’, weet Tiny zich nog als de dag van gisteren te herinneren. ‘Toen Veenhuizen een open dorp werd, was er helemaal niets voor toeristen. Zo is het idee voor de theetuin ontstaan. Ik heb alles zelf aangelegd. Dat ging min of meer vanzelf. Ik heb een wilde tuin, laat alles groeien behalve het onkruid. Ik maakte slingerpaadjes met rondjes eraan. Daar zette ik een tafel op.’ Van lieverlee werd de tuin steeds groter en kwamen er meer zitplekjes bij en groeide uit tot wat het nu is. Wilde paarsblauwe boshyacintjes tieren welig en kleurige klaprozen staan fier overeind. In de vijver groeien lelies en andere waterplanten.


Tiny schenkt een kop koffie in. Op een bordje liggen twee plakken van haar fameuze cake, romig met een vleugje citroen. Dezelfde cake als ze bij de koffie of thee in de tuin serveert. Ze bakt er wel een stuk of zes per week. Dat moet ook wel, want op een mooie dag zitten er zo zestig man in haar tuin. ‘Ik schenk alleen koffie en thee. En ranja voor de kinderen. Aan iets anders begin ik niet. Dan gaan ze maar naar het restaurant. Juist het kleinschalige is leuk, vind ik. Het moet zo zijn dat mensen zich hier thuis voelen, gemoedelijk en gemakkelijk. Veenhuizen is een bijzonder dorp. Ik ben benieuwd hoe het straks gaat, als we op de Unesco werelderfgoedlijst staan. Ik moet er niet aan denken dat hier bussen met mensen komen. Ik wil geen bussen. Hier komen veel fietsers en wandelaars of mensen die nog even door Veenhuizen rijden na een museumbezoek. Als de kruiwagen (met, hoe leuk, allemaal verschillende theepotten en plantjes) bij de weg staat, ben ik open. Zeven dagen per week vanaf twaalf uur, van Pasen tot 1 oktober. ’


Nog iets bijzonders: aan de tuin grenst een galerie met werken van uiteenlopende kunstenaars uit de regio. ‘Het is allemaal begonnen met een plank in het kippenhok. Ik dacht: mensen moeten ook wat te zien hebben als ze hier zitten. We maakten Veenhuizer boefjes, poppetjes met een zwartwit gestreept truitje van stof en van keramiek.’ Inmiddels is de plank uitgegroeid tot een grote galerie waar tientallen kunstenaars hun werk tonen en verkopen. Ook in de tuin schitteren prachtige sculpturen van keramiek. ‘Mensen komen overal vandaan om even te kijken. Ik ben sinds twee jaar alleen, dit is alles wat ik heb, mijn lust en mijn leven. Ik zeg weleens tegen gasten: jullie genieten, maar ik geniet van jullie. Geen mens is hier chagrijnig. Als ik in goede doen blijf, ga ik nog wel even zo door. Tot mijn honderdste, haha. Nee hoor, dat is een grapje. Mocht er een keer iets op mijn pad komen, iemand die ook de tuin wil overnemen, moet ik misschien eens praten.’

UIT DE KRANT