Over Kabouterkletserij, Dreumesdialecten & Babybrabbelen

minikul
‘Maak van het Nederlands geen kaboutertaal’, stond onlangs in een leerzame column in De Volkskrant. Daarin werd ingegaan op het feit, dat vooral in het hogere onderwijs, de wetenschap en (uiteraard) de commercie steeds meer Engels woorden, uitdrukkingen en  begrippen worden gebruikt. Internationalisering is goed, luidde de slotconclusie. Met daaraan echter meteen de toevoeging dat doordat het Nederlands, onze moerstaal, ook in het ‘normale’ spraakverkeer steeds verder wordt teruggedrongen, waakzaamheid om onze eigen ‘cultuur’ niet te laten verloederen, geboden is. Moraal: Maak van het Nederlands geen primitief aandoende kabouterkletserij.
Wereldwijd bezien is Nederland immers maar een vlekje op de aardkloot. De regio’s in ons land zou  je in die vergelijking als speldenknoppen kunnen zien. Maar elke regio, elk landsdeel, heeft wél zijn eigen taalgebruik, zijn eigen vorm van uitdrukken die kennelijk het dichtst bij het karakter van zijn bewoners staat. Taal immers is niet enkel een middel om een bepaalde inhoud of gedachte duidelijk over te brengen, we denken en voelen ook in taal, maken grappen, ruziën, tonen er onze liefde en verlangens in. Het taalgebied van wat we De Nederlanden noemen telt liefst 267 verschillende streken met elk zijn eigen dialect of met een wat sympathieker misschien in het gehoor liggend woord: streektaal. Maar op de keper (wat anders dan keeper) beschouwd zou je streektaal een Dreumesdialect kunnen en misschien wel moeten noemen. Voor velen is dat lekker intiem, prettig en makkelijk om zich in uit te drukken maar je moet de kerk wel in het midden van het dorp houden. Dús blijft – ook voor onze Friese vrienden zeg ik er vilein bij – het Nederlands toch Onze Taal nummer Een.
In het verleden zijn heel wat pogingen gedaan om Esperanto tot een universele wereldtaal te maken. Alle Menschen werden Brüder. Maar dat is tot dusver schromelijk mislukt. Toch is er één universele wereldtaal die iedereen begrijpt. Het Babybrabbelen, met kreetjes van vreugde, verdriet, pijn en honger. Primitief met een heel beperkte woordenschat. Maar die ‘taal’ verstaat iedereen, of ie nu in China, Hongerige Wolf of Poepershoek woont. Laten we ons daar maar aan vastklampen.
Henk Hendriks
 
 

UIT DE KRANT