Ranonkels

Puur natuur

In onze achtertuin hebben we een vrij grote vijver, met aan weerszijden een zone waar planten kunnen groeien. Voor het grootste deel is het beplant met wat we van vrienden en kennissen hebben gekregen en voor de rest wordt het aan de natuur overgelaten. Net als elders in de tuin levert dat laatste aspect af en toe problemen op, want wat de natuur je spontaan levert apprecieer je niet altijd. Sommige grassoorten ben je liever kwijt dan rijk, maar je kunt ze ook kort houden en wie weet gaan er op termijn dan orchideeën tussen groeien.

Dat kan best nog even duren, maar uiteindelijk zullen ze er vanzelf wel eens gaan komen. Op ons vorige adres lukte dat ook, hoewel dat pas na ongeveer 10 jaar gebeurde. Voorlopig moeten we het met andere soorten doen, zoals bijvoorbeeld de Blaartrekkende boterbloem die u op de foto ziet afgebeeld. Vooral op een kale natte bodem kan deze plant zich makkelijk vestigen en treedt daar soms massaal op. Alle boterbloemen zijn giftig (er zit protoanemonine in), maar deze soort spant wat dat betreft de kroon en is het meest giftig. Het verhaal gaat dat in de Middeleeuwen bedelaars hun gezicht ermee insmeerden wat ernstige ontstekingen veroorzaakte. Daardoor zagen ze er extra meelijwekkend uit, hetgeen de kans op aalmoezen zou vergroten. De tweede wetenschappelijke naam van de plant -sceleratus- betekent in het Latijns: misdaad (sceleris), wat de bijnaam: Boevenboterbloem verklaart. Wie zich schilderijen uit die tijd (Jeroen Bosch) voor de geest haalt kan zich daarbij wel iets voorstellen. Andere bijnamen van de plant luiden: Jeukbloem en zelfs Kankerbloem. Naast deze soort komen in onze tuin nog enkele boterbloemen voor en één daarvan zien we al niet meer terug: Speenkruid. Een andere (ongewenste) is de Kruipende boterbloem die op een akelige wijze overal tussen kan gaan woekeren. Een fraaie verschijning aan de vijverrand is de Grote boterbloem. Deze soort komt in onze omgeving op meerdere plekken in het wild voor, maar niet echt veel. De meest algemene is zonder meer de Scherpe boterbloem die in deze tijd de velden geel kan kleuren.

Enige tijd geleden bezochten we met een groep IVN-ers het natuurgebied Hasbruch tussen Oldenburg en Bremen. In een greppel stond daar een plant die we niet direct konden benoemen, hij bloeide nog niet, maar waar iemand na thuisstudie de naam Egelboterbloem aan verbond. Eigenlijk kennen we die soort goed, maar zo in het begin van het jaar moet je soms nog een beetje op gang komen bij het benoemen van soorten. Opmerkelijk was dat degene die hem benoemde de soort nog nooit had gezien, terwijl dit toch ook een algemene soort in onze omgeving is, vooral in  vochtige milieus. Naast deze zijn er enkele andere boterbloemen die bij ons niet voorkomen, zoals de Akker-, Behaarde-, Bos- en Knolboterbloem. Volgens de literatuur zou de Gulden boterbloem op meerdere plaatsen in het Natuurschoonbos groeien (in 3 km-hokken zelfs), maar zelf vond ik hem daar nooit. Ook mensen die daar goed bekend zijn met de flora (bewoner Henk Woldering, boswachter Roelof Blaauw) meldden me dat zij hem daar ook nog nooit hebben aangetroffen. Dan ga je wel twijfelen aan de correctheid van de melding. Blaauw noemde nog wel een hybride-vorm (een kruising) van een boterbloem. Boterbloemen behoren tot het geslacht Ranunculus en daartoe behoren ook nog een stuk of 7 waterranonkels. De geslachtsnaam is tevens de naamgever van de Ranonkelfamilie: Ranunculaceae. Daartoe behoren bekende (tuin)planten als anemonen en riddersporen, Helleborus, Winterakoniet, Dotterbloem, Clematis en het Kooltje-vuur. De Boterbloemstruik (Kerria) daarentegen behoort tot de Rozenfamilie.

Slecht zaad
Eerder heb ik hier al eens geschreven over het prachtige (slow-)programma Maartens moestuin, een 10-delige serie die op maandag werd uitgezonden en gisteren haar laatste aflevering kende (Spruitjes en prei). Een week eerder ging het onder andere over Snijbiet. Dat is een zeer gezonde bladgroente die je nooit bij de groenteman zult aantreffen, omdat je het vers geplukt  moet eten. Bij Maarten ‘t Hart was de oogst bijzonder mager en hij weet het aan slecht zaad. Het was al ouder en daardoor minder vitaal. Zelf hebben we een zeer klein groente- en kruidentuintje en ik herken dat wel. Omdat ik weinig zaad verbruik zijn de pakjes nu enkele jaren oud, maar er staat op dat je het wel tot 2016 kunt gebruiken. Nou, vergeet het maar. In het programma kreeg collega-schrijver Geert Mak er ongenadig van langs: ”Hij raaskalt”. In één van zijn boeken had hij namelijk geschreven over Snijbieten. En dat kan dus niet, net zo min dat je het hebt over Spinazies.

UIT DE KRANT