Snotterig

minikul
De rij buiten voor de huisartsenpraktijk was even lang als het jaar ervoor, zag ik toen mijn vrouw en ik uit de auto stapten om ons te laten inenten tegen griep. Vaste prik, iedereen boven de zestig en jongere ‘kwetsbaren’ krijgen jaarlijks zo’n oproep. We sloten ons bij de zich gestaag uitbreidende rij aan. Iedereen wilde er kennelijk vroeg bij zijn, ook wij. Onzin eigenlijk, want de meeste prikgerechtigden hebben alle tijd van de wereld en je kunt op verschillende dagen een prikje halen. Maar ja, zo zit de mens meestal in elkaar. Het doet niet geen pijn, dat weet je best, maar toch.
De rij wachtenden was weliswaar even lang als het jaar ervoor, maar de samenstelling verschilde. Veel ouderen van toen zijn inmiddels ‘uit de tijd’ gegaan, maar nieuwe jongere senioren en kwetsbaren vullen de gaten weer op. Perpetuum mobile. Langzaam schuifelde de rij voort naar de deur, waar een assistente achter de balie de oproepkaart innam en controleerde. Ordnung muss sein. ’t Ging allemaal gedisciplineerd en wij schuifelden braafjes mee. Gelukkig regende het niet zoals vorig jaar toen je drijfnat de praktijk binnenstapte. Een man, vlak na ons gekomen, draaide buiten nog gauw even een sjekkie. “Het kan nog net,” zei hij quasi opgewekt. “En ach, eentje meer of minder daar trek ik me ook niks meer van aan. We zijn allemaal aan ons laatste endje bezig, toch?,” wilde hij lollig zijn. Even voordat we de deur door naar binnen stapten, trapte hij zijn half opgerookte saffie uit. “Zo, kom maar op.”
Ook binnen was het druk, de rij schuifelde langzaam voorwaarts. Hoe dichter de prikkamer naderde, hoe meer het gemompel verstomde. Geen angst – nogmaals; zo’n griepprik voel je amper – maar tóch. “En, hoe was ‘t?,” vroeg soms een wachtende met een  toch wat weifelende ondertoon in de stem aan degeen die uit de prikkamer kwam. “Het heeft niks om hakken,” luidde het repeterende antwoord. We schuifelden verder tot in de prikkamer. Daar stonden twee praktijkassistentes als lopende band werksters met de spuit in de hand klaar. Mouw opstropen, prikje, klaar.
Op de terugweg naar buiten passeerden we de nog op hun injectie wachtende rij. Hoe verder we ons van de prikplek verwijderden, hoe luidruchtiger die rij was. Thuis nam ik een wijntje. Gewoon lekker relaxt, het klusje was weer geklaard, we konden er weer een wintertje tegen. Maar voelde ik me toch niet wat snotterig worden? Opkomend griepje?
Henk Hendriks
 

UIT DE KRANT