Uit het Roner archief: Brandbestrijding in de gemeente Roden

Afbeelding
actueel

 Brand is een fenomeen dat bij een ieder grote indruk maakt, zowel bij pyromanen als bij de normale burger. In vroegere jaren was het uitbreken van brand in de Drentse dorpen vaak een rampzalige gebeurtenis en werden er daarom diverse maatregelen getroffen ten aanzien van brandpreventie en de bestrijding van brand. De dakbedekking van de behuizingen bestond vroeger meestal uit heide, stro of riet. Brand was zodoende een grote bedreiging. Het vuur werd destijds nog niet bestreden door een brandweer, maar door de buurtschap. Op 17 april 1881 werd Steenbergen voor de helft in de as gelegd Het gehucht bestond uit 15 huizen, waarvan maar liefst 6 boerenbehuizingen en 5 schapenhokken of bijschuren totaal werden verwoest. Hulpmiddelen om de brand te bestrijden waren er weinig. Ook was er vaak gebrek aan water zodat men brandkuilen en zogenaamde dobben in de dorpskernen of op de Brink ging graven. Tevens werden er zogenaamde brandzeilen gebruikt, waarmee de naburige huizen werden bedekt. Door het nat houden van de zeilen kon worden voorkomen dat ook deze huizen vlam zouden vatten. De omvang van de brand voor het dorp of buurtschap zo klein mogelijk te houden, kreeg meestal meer aandacht dan het blussen van de brand. Dat was mede de reden dat er daarom in veel kleine dorpen uit oogpunt van brandpreventie en veiligheid nachtwachten werden aangesteld. In elk dorp of gehucht moesten de mannelijke inwoners volgens rooster wachtlopen van 22:00 uur tot 5:00 de volgende ochtend. Zo’n nachtwacht bestond meestal uit twee personen, die ieder uur een ronde door het dorp moesten maken. Op een vast punt werd de gehele nacht een vuur gestookt. Het is bekend dat de turven in Roderwolde werden geleverd door Roelof Berends en de knecht van Gratema. Meestal werden er zo’n twintig turven per nacht gestookt. Mocht er ergens brand uitbreken, dan werd eerst gekeken of de bewoners zich in veiligheid konden stellen en of het vee gered kon worden. Een van de nachtwachten snelde intussen naar de kerk en begon de klok te luiden op een speciale manier, namelijk “kleppen”. Dit is een bijzondere manier van klokluiden, waarbij maar een kant van de bel wordt gebruikt. De nachtwacht werd in het begin door de buurtschap of marke betaald. Later, in de tweede helft van de 19e eeuw is dit overgenomen door de gemeente, vermoedelijk na invoering van de gemeentewet in 1851. De nachtwachten werden in Drenthe op de meeste plaatsen gehandhaafd tot ca.1890.


De ramp in Steenbergen was voor de ingezetenen van de gemeente Roden aanleiding om de brandbestrijding serieus aan te pakken. Toch duurde het nog tot 1887 voordat de directeuren van de Brandwaarborg Maatschappij te Roden het verzoek deden aan de gemeenteraad om brandzeilen aan te schaffen en deze te deponeren op nader aan te geven plaatsen in de gemeente. Ook de gemeenteraad  zat niet stil. Op 18 juli 1888 besloot de raad een brandspuit aan te schaffen. Behalve de brandspuit werd ook besloten tot het bouwen van een brandspuithuisje op de Schoolbrink bij de ingang van de Schoolstraat, totale kosten fl. 1200,00.  Coenraad Hillebrands, architect en wonende te Nietap, kreeg opdracht bestek en tekening te maken voor het brandweerhuisje en de aanbesteding te verzorgen. Onno Winter, timmerman te Roden was de laagste inschrijver en aan hem werd het werk dan ook gegund voor de som van fl. 540,00. In die tijd was het gebruikelijk dat er borgen werden benoemd. In dit geval had timmerman Onno Winter hiervoor aangezocht Albert de Vries, van beroep bakker en timmerman Marten de Vries, beide wonende te Roden. De volgende maatregel was het afkondigen van een verordening “ op de brandweer en het blusschen van brand ” door burgemeester Borger en wethouder Deodatus op 28 april 1889. Hierin werd bepaald dat alle mannelijke ingezetenen van 20 tot 55 jaar verplicht waren om een benoeming tot brandmeester, onderbrandmeester of spuitgast te aanvaarden.


Harm Smid en brandmeester Scholtmeijer laten omstreeks 1925 op het huidige Julianaplein ingang Schoolstraat, een elektrische brandspuit proefdraaien. Links de boerderij van Holthuis, tegenwoordig Alb. Heijn. Rechts het nog steeds bestaande pand van het timmerbedrijf Scharft, tegenwoordig Hofstee Bloemen.  (Fotoarchief K.A. Hagenouw)


Uit het archief van de Historische Vereniging ‘Roon’ 

UIT DE KRANT

Lees ook