Uit het Roner archief

Afbeelding
actueel

In het voorjaar van 1892 stond het logement Het Wapen van Drenthe van de familie Winsingh in Roden te huur. Roelf van der Molen en Janna Nieboer die in Garmerwolde woonden, kregen er lucht van en per 1 mei 1892 werden zij de nieuwe huurders. Zoals het wel vaker bij zakelijke stappen gaat, werden de jongelui, hij was 27 en zij 26 jaar, sterk afgeraden om naar Roden te gaan. “Die olde rommel, veuls te groot, je graoven joen eigen graf” en dergelijke ‘opbeurende’ opmerkingen meer moesten ze zich laten welgevallen. Het jonge paar hield echter voet bij stuk en bleef bij zijn weldoordachte voornemen.

Grunningers in het Wapen van Drenthe



Wie waren die voortvarende ‘jongelui oet Garmerwol’. Beiden waren in het Groningse dorp aan het Damsterdiep geboren. Door Roners werden ze in hun begintijd, die lang niet gemakkelijk moet zijn geweest, wel ‘hom en heur van de klaai’ genoemd. Janna was boerendochter en Roelf een zoon van een caféhouder, die er ook een bakkerij, een kleine boerderij en een hengstenhouderij op na hield. Boer Nieboer had liever gezien dat dochter Janna een dikke boer aan de haak had geslagen, maar zag wel in dat hij haar keuze niet kon veranderen. Zijn vrouw Aaltje, een bakkersdochter, zal zich wat bescheidener opgesteld hebben en zal ongetwijfeld haar dochter gesteund hebben. De jongelui trouwden op 17 januari 1891 in het gemeentehuis van Ten Boer. Honderd jaar na 1792, het jaartal dat op het uithangbord prijkte, werd ‘het spul’ in Roden betrokken. In het gebouw was toen ook het gemeentehuis gevestigd. Al voor de komst van de Van der Molens werd in de notulen van de gemeenteraad reeds gewag gemaakt van het feit, dat de ruimte die de gemeente in gebruik had, niet meer voldeed. Men maakte wel verbouwplannen, maar daar kwam verder niets van terecht. In de ambtsperiode van burgemeester Van Wageningen werd, na lang touwtrekken, in 1902 een gemeentehuis gebouwd aan de overkant van de “Bitse”, het stroompje door wat later de Raadhuisstraat zou heten.  De gemeente Roden moest wel nieuwbouw plegen, want de wet schreef voor dat er niet langer een gemeentehuis in een café gevestigd mocht zijn. Achter het schuurgedeelte bevond zich een grote aangebouwde schuur, parallel aan de straat. Deze werd gebruikt voor de stalling van vee en paarden. Er werden enige hengsten ter dekking gestald, aanvankelijk gehuurd van de hengstenvereniging Peize en Roden later het eigendom van de familie Van der Molen. Men kon ook paard en rijtuig huren. Ook kwam het nogal eens voor dat ’s zondags de dominee per koets vervoerd moest worden naar een dorp elders, waar hij moest preken. Binnen de kerkenraad ontstond hierover discussie, omdat men de rekening hiervoor te hoog vond. Er werd toen besloten dat in het vervolg de dominee door een kerkenraadslid, die over een paard en wagen beschikte, zou worden vervoerd. De dominee en het kerkenraadslid beleefden echter angstige momenten. Het paard was niet gewend om over voor hem vreemde wegen te lopen en begon kuren te krijgen. De dominee heeft daarna de kerkenraad voorgesteld om toch maar weer Van der Molen te vragen. Er werden ook patiënten per paard en rijtuig naar ziekenhuizen in Groningen vervoerd en voor de dokter gereden als die naar een patiënt in een buitendorp moest. Deze ritten vonden niet altijd overdag plaats, maar ook bij nacht en ontij. Roelf van der Molen, die toch al niet een sterke gezondheid had, werd in november 1915 op een nacht geroepen om de dokter naar een patiënt te brengen. Het regende pijpenstelen. Toen hij na uren weer thuiskwam, was hij doornat en verkleumd. Het bleek al gauw dat hij een fikse longontsteking had opgelopen. Penicilline had hem wellicht kunnen redden, maar dit medicijn moest toen nog worden uitgevonden. Na enkele dagen stierf Roelf, nog maar 50 jaar oud. Zijn vrouw Janna zette met haar zoons het bedrijf voort. 


Uit het archief van de Historische Vereniging ‘Roon’ 

UIT DE KRANT

Lees ook