‘Vergeet één ding niet: ik kom niet uit een holle boom’

|
| Foto: |
actueel

Auke de Vries: ‘er moet een dijk om Nederland’

BOERAKKER – Je kunt en mag van hem zeggen en vinden wat je wilt, maar gek is hij zeker niet. Auke de Vries (78) uit Boerakker. Zijn geheugen is nog steeds fotografisch. Hij praat een school visjes uit het water als het moet en hij heeft een goed idee. Vindt hij zelf. Er moet een dijk om Nederland (en België en een deel van Duitsland) gebouwd worden om ons te verlossen van de vijand: het wassende water. Geld speelt daarbij geen enkele rol.

Auke de Vries kwam al eerder opvallend in het nieuws. Toen was hij – door tenminste tien artsen- doodverklaard maar stond hij toch gewoon weer op. Gered door zijn vrouw. ‘Mijn hart stond drie dagen stil. Het bloed was gestold. Ik was klaar om begraven te worden en lag in een kamertje in het ziekenhuis. Mijn vrouw zat constant naast me. Ze wilde me niet laten gaan. Bleef me reanimeren. Mond op mond beademing. Dokters verklaarden haar voor gek. Echt voor gek. Wilden haar wegsturen. Als door de bliksem getroffen werd ik ineens wakker. Ik heb m’n vrouw maar een flinke knuffel gegeven. Had ze wel verdiend. Verder voelde ik me goed, al voelde m’n tong als leer. Logisch ook, want ik had vier dagen niets gedronken.’

Voor iemand die drie dagen dood was ziet De Vries er patent uit. De benen werken niet altijd mee en nog steeds staat medisch wonder Auke onder streng toezicht van artsen. Artsen die aanvankelijk de deur platliepen in Boerakker en allemaal vrienden van Auke werden. Overigens was Auke alles, behalve bang voor de dood. Doodgaan is voor hem de andere kant van het gordijn. Niet meer en niet minder. Aan die andere kant van het gordijn gaat alles gewoon door. Alsof er niets gebeurd is.

Auke de Vries gelooft in God. Voor zover dat nog niet duidelijk was. Sterker nog: De Vries is één van de weinigen die Hem ooit heeft gezien. Een wonder. ‘Ik kreeg een ingeving. Dat ik meteen naar de oostkant van de stal moest lopen. Wat ik daar zag? Jongen, een diamanten gezicht. Iets heel groots. Op een kilometer afstand. Ik stond verstijfd. Kon me niet bewegen. Toen ik omkeek om te kijken of de buren ook stonden te kijken was het weg. Ik was helemaal van de kaart. Heb dagen niet geslagen. Hij was het. Soms zo ver weg, soms zo dichtbij.’

Auke de Vries is doorgaans thuis. Niet zelden echter is hij voorganger in kerken. Zonder dralen lepelt hij gedichten en Psalmen op. Met zijn geheugen is helemaal niets mis. Net als met zijn brein. Water is volgens De Vries een probleem in Nederland. De zeespiegel gaat de komende jaren alleen maar stijgen, zo weet De Vries. ‘We verzuipen als katten’, denkt hij, als er niet snel iets gebeurt. En dus ligt er een plan. Een nogal ingrijpend plan. Een duur plan ook: een dijk om Nederland en België en een deel van Duitsland. ‘Vanaf de Straat van Gibraltar’, begint De Vries zijn verhaal. ‘Vergeet niet dat in 1825 al heel veel mensen verdronken zijn en we zijn 1953 toch ook nog niet vergeten? De Dijk (of muur) moet tweehonderd meter breed worden en negen meter hoog. De Vries rept over roestvrijstalen buizen die op afstand bestuurd kunnen worden middels een schakelaar. De Vries, en een groep van een man of twintig, wil getijdenstroom kunnen regelen. ‘We maken een stichting. Die gaat ‘Hou mens en dier in leven’ heten. De Tweede Kamer weet er van, we zijn bezig met Europese Fondsen. Wat we niet moeten vergeten is het aanleggen van terpen van minsten vijftig hectare, op tien meter boven de zeespiegel. Zo verdrinken we tenminste niet allemaal tegelijk. Leggen we geen terpen aan, dan moeten we straks allemaal geëvacueerd worden. Of gedeporteerd. De Dijk moet Willem Alexanderweg gaan heten. Aan weerskanten een dijk, grote vangrails. En vergeet niet: aan beide kanten van de dijk komen twaalf meter schuine rotsblokjes. Golven moeten namelijk te pletter slaan.’ En zo gaat De Vries nog even door. Aan alles lijkt gedacht. Aan motels voor zesduizend mensen bijvoorbeeld. Aan wandel- en fietspaden. Aan tankstations en riolering. Het plan is niet zomaar even bedacht. ‘Ik heb hier regelmatig professoren zitten. Mensen uit het buitenland denken mee. Iedereen is overtuigd van het feit dat dit gewoon moet. En ja, ik ben er van overtuigd dat ik dit echt mee ga maken. Echt wel.’

De verhalen van De Vries- of beter: de plannen- zijn beslist niet alleen geschikt voor de Fabeltjeskrant. Verre van dat. ‘Denk eens even aan de kerncentrales. Ik weet wat er in Volkel ligt. Denk je dat we nog veel langer het risico gaan nemen dat zoiets onder water kan lopen? Ik weet zeker van niet. En dus moet er wat gebeuren. Dit is het plan. Hier gaan we voor. De echte details komen vanzelf. Dit moet rijpen. Hardlopers zijn doodlopers. Laat mensen er maar eens goed over nadenken. En lukt het allemaal even niet dan heb je altijd nog de drie woorden: O God Help.

De Vries zet na de laatste uitspraak geen punt. Hij praat gewoon verder. Over God. Over de kerk. ‘Ik praat niemand naar café of kerk. Helemaal niet. Je hoeft niet van God te houden, hij houdt wel van jou. Hij is dichtbij. Net als de engelen, om meer licht te brengen. Hoor je de vogels buiten? Mooi hè. Ik zou later best als vogel terug willen keren op aarde. Lijkt me machtig.’

Tijdens het gesprek doet De Vries een aantal keren wat denigrerend over zichzelf. ‘Je zult wel denken dat ik gek ben. Dat ik rare verhalen vertel. Maar dat is niet zo, al moet je zelf denken wat je wilt. Zo simpel is het. Maar let op: ik kom niet uit een holle boom.’

De Vries vertelt vervolgens over de vrouwen in zijn leven, pleegkinderen, de oorlog en over zijn favoriete automerk Mercedes. Over eigenlijk alles. In zijn huis is het een vrolijke chaos. Met een prachtige, oude klok. Praat hij over iemand, dan laat hij vrijwel meteen een foto zien. Heeft hij het over een gedicht, dan lepelt hij dat gedicht ook meteen op. Foutloos. In omgekeerde volgorde als het moet. De Vries is een open boek. Zijn benen doen nog steeds pijn. Hij laat zijn onderbeen zien, een been vol verband. ‘Ik ben een Fries. Een stugge Fries. Haha. Maar ach, je kunt beter ruzie krijgen met een Fries dan met een vrouw of een kat. Die hebben heel scherpe nagels hoor, haha.’ De Vries wil een dijk om Nederland. Het klinkt wellicht vreemd, maar de onderliggende boodschap is dat niet. Helemaal niet zelfs. Net als zijn visie op de wereld. ‘We houden niet echt meer van elkaar. We geven te weinig om elkaar. Dát is het probleem in de wereld. Niet meer en niet minder.’

|

UIT DE KRANT