Vort

minikul

Zou het aan mijn leeftijd liggen, dat ik de laatste tijd steeds vaker terugdenk aan mijn jeugdjaren? Of zou het zo zijn, dat ik nu meer de tijd voor terugkijken heb en die ook neem? Feit is, dat – ook in mijn dromen – mijn kinderjaren een steeds dominantere rol spelen. En dan speciaal zo rond deze tijd, de bevrijding. Ik woonde als kind in een straat in de stad-Groninger Schildersbuurt. Een toen in mijn kinderogen brede straat van stand, met dominees, dokters, advocaten en, heel toepasselijk, kunstschilders. (Nu is het een smalle studentenstraat vol slordig geparkeerde fietsen en met aan beide kanten auto’s, bijna geen doorkomen aan.) Eigenlijk hoorden we er niet thuis, maar door een – ik kan best stellen: grimmige – speling van het lot zijn we er terechtgekomen. Maar ik heb er, ondanks de oorlogsjaren, een mooie jeugd gehad. Weliswaar met veel spanning thuis – mijn vader zat diep in het verzet – maar ook met veel vriendjes. Waaronder Dolfje van Gelder, die schuin tegenover ons woonde en van mijn leeftijd was. Hij was Jood en is, ik meen in 1943, midden in de nacht met zijn familie weggevoerd, evenals mijn jeugdvriendinnetje Adrie Braaf, die recht tegenover ons woonde. Het was een straat waarin nogal wat Joodse families woonden. Want in een huis naast dat van Dolfje woonde ook een jong Jodengezinnetje. Eveneens door naar verluidt ook Nederlandse (!) agenten afgevoerd en nooit teruggekomen. Vort. Daar weer naast woonde een Joodse man die met een ‘blonde’ Nederlandse vrouw was getrouwd. Hij heeft in een concentratiekamp gezeten maar dit – als enige Jood in onze buurt – overleefd. Van de Jodenvervolging op zich kan ik me verder weinig meer herinneren. Wél, dat ik met Dolfje op de Vismarkt liep die Voor Joden Verboden was. Een politieman zag ons daar lopen, en stapte meteen op Dolfje die door zijn uiterlijk onmiskenbaar Joods was, af met de woorden: “Waist wel dat doe hier nait mag weez’n. Vort.” Waarna hij mij iets minder bars toevoegde: “Doe magst blieven.” Wat ik, onbewust solidair, natuurlijk niet deed. Wat ik me ook nog herinner is, dat direct na de bevrijding, toen NSB-ers en andere nazi-aanhangers werden opgepakt, diezelfde agent de landwachter die (ook) in onze straat woonde, met zijn gummiknuppel de straat op sloeg. En eveneens dat weer diezelfde agent de tennisbal waarmee we op straat voetbalden – dat kon toen nog, auto’s waren er bijna niet … - met een sadistische grijns afpakte en doorsneed. “Waist wel dat je hier nait mag voetball’n.Vort”

Henk Hendriks

UIT DE KRANT