Zeepbel

minikul
Ik waarschuw u: dit stukje gaat over voetbal. Maar ook als u niet tot de pakweg 98 procent voetbaldeskundigen behoort, kunt u rustig doorlezen, wanneer u tenminste niet bij de eerste zin al bent afgehaakt. Allereerst: Voetbal als kijksport ontspant me maar ik kan me er – wat steeds vaker gebeurt – ook aan ergeren. Aan het vaak allerlabberdste spel, aan de arrogantie van sommige spelers, aan de ongeremde geilheid van de bobo’s die ‘erbij’ willen horen. Maar toch: ik vind het nog steeds heerlijk en ontspannend. Entertainment. Het huidige Nederlandse voetbal is vaak van het niveau variété dat je in een kindercircus te zien krijgt. Beetje knullig, onbenullig, stuntelend, maar uitermate vermakelijk. Tweede niveau. Net niet.
Ik ben van de generatie die intensief bij de échte bloeiperiode van fc Groningen was betrokken. Die van de Europacuptoppers tegen Atlético Madrid en Inter Milan. Samen met Henk Hovingh, de uitgever van de krant die u nu leest, behartigde ik zo’n beetje de privé PR, die toen nog niet zo heette, van Renze de Vries, dé – wat je ook van hem kunt zeggen – man die fc Groningen Europees op de kaart zette. Niet geheel legaal, maar zónder – en ook dat zeg ik er uitdrukkelijk bij – zichzelf met maar één toen nog gangbare cent te verrijken. Hij werd achter zijn rug door zich voetbalkenners noemende journalisten uitgelachen, maar in zijn gezicht slijmde iedereen met hem. Hij trok zich nergens wat van aan. Elke dag zat hij in zijn kantoortje – een keet op het Oosterpark – voor de club en de meen ik dertien bv-tjes die hij bestierde, te werken. Hij voor nop en twee – let wel: slechts 2! – betaalde krachten: een administrateur en een juffrouw die de telefoon bediende, bezoekers ontving en wat correspondentie uittypte. Uiteraard werden de spelers en technische staf gehonoreerd maar met bedraagjes die in geen enkele verhouding stonden tot het huidige salarisniveau. Alle spelers hadden er een baan(tje) bij. De rest van de medewerkers was allemaal vrijwilliger. Eén ding frappeert me nog steeds: Bij de Europacupwedstrijd die Groningen dertig jaar geleden tegen Atlético Madrid speelde, zaten toenmalig bondscoach Kees Rijvers en zijn vrouw naast ons op de tribune. Lustig zongen ze vooraf het ‘Laat ons weer eens juichen’ mee. En in de rust pakte mevrouw Rijvers een thermoskan met koffie uit haar boodschappentas en schonk haar man en ook ons een kopje in. Ziet u dat onze huidige bondscoach al doen? Hamvraagje tot slot: Wanneer knapt de huidige zich steeds uitdijende zeepbel?
Henk Hendriks
 

UIT DE KRANT