Zielig

minikul

Het is helemaal ‘in’. Senioren die hun autobiografie willen schrijven omdat ze hun levensverhaal aan hun nageslacht en aan liefst zo veel mogelijk anderen kwijt willen. Ik heb die drang niet. Geweest is geweest en gebeurd is gebeurd, wat van belang is geweest, weten de mijnen en verder ga ik als vergevorderd senior moedig voorwaarts in wat ik ‘de verlenging van mijn leventje’ noem. Ik doe zeker nog wel wat – zoals deze wekelijkse column schrijven – maar alleen omdat ik iets te doen wil hebben. Van Youp van ’t Hek las ik onlangs een mooie uitspraak: ‘Mannen van boven de zestig worden vaak zielig als ze nog zo nodig moeten.’ Daar ben ik het helemaal mee eens. Ik moet niks. En voel zeker niet de drang om een autobiografie te schrijven, zo ik dat al zou kunnen.

Hoewel, nu ik dit stukje tik, zou ik eigenlijk best wat over het verleden van mijn familie kunnen schrijven. Een verre verwant heeft namelijk ooit uitgevogeld dat ik naar alle waarschijnlijkheid een afstammeling, bastaard maar tóch, van Koning Willem III, ook wel Koning Gorilla genoemd, ben. WIII regeerde vanaf 1849 ons land. Hij resideerde – merkt u mijn vorstelijk woordgebruik? – op paleis Het Loo, bij Apeldoorn. Mijn betbetbetovergrootmoeder die in een keuterboerengezin in Vaassen opgroeide, was daar een van de vele dienstbodes. Nu was WIII, vermoedelijk ook omdat ie weinig anders te doen had, een echte vrouwenverslinderaar. Vandaar ook zijn bijnaam Koning Gorilla. Er werd gezegd dat weinig maagden in zijn omgeving voor hem veilig waren. Zo ook mijn betbetbetovergrootmoder die door hem werd ontmaagd en bevrucht – althans zo luidt de geschiedenis. Na de geboorte van een zoon werd ze aan een schippersknecht gekoppeld en kreeg het gearrangeerde echtpaar als ‘bruidschat’ een turfschip cadeau, op voorwaarde dat ze noordwaarts hun brood zouden verdienen. Zodoende is onze familie hier terechtgekomen. Trots hoef ik echter in geen enkel opzicht op mijn vermoede afkomst te zijn. Na ruim honderdvijftig jaar zal er inmiddels een bastaardfamilie van vele honderden al dan niet vermeende koninklijke nakomelingen zijn ontstaan. Overigens heb ik noch bij mezelf, noch bij mijn nakomelingen en andere naaste familieleden ook maar enig gorillaans trekje kunnen ontdekken. Dus laat verder maar.

Toen ik mijn vrouw dit stukje liet lezen, had ze maar één opmerking. ‘Wat een flauwekul,’ zei ze nuchter. ‘Zielig hoor, dat je daar over schrijft.’ Daar heeft ze zoals vaker meer dan gelijk in.

Henk Hendriks

UIT DE KRANT