‘Zijn we niet welkom?’

actueel

Zeepkist

‘Vandaag word ik wakker en weet dat ik ga helpen bij de crisisopvang voor vluchtelingen in Leek. Verder weet ik eigenlijk niks van wat er van mij verwacht wordt. Wat doe je aan qua kleding als je naar zoiets toe gaat? Misschien een heel rare gedachte. Ik trek de meest basic kleding aan die ik heb, om mensen niet in de verlegenheid te brengen. Dan ga ik naar de crisisopvang. Ik kom daar aan en het is nog rustig. Die nacht zijn er dertig mannen aangekomen en ze lijken hun plek gevonden te hebben. Ze eten wat. Ze hebben zich kunnen douchen. Er worden kleding en schoenen met ze uitgezocht. De meeste lopen op slippers en hebben het koud. Zo ook een klein jongetje die met deze mannen is meegekomen. Hij geeft aan dat hij koude voetjes heeft en we regelen sokjes. Dan de blik op het gezicht van dit jongetje. Onbetaalbaar, Kippenvel krijg ik er van. Ik wil hem wel plat knuffelen, maar doe het niet. Hij gaat heerlijk zijn gang en gaat spelen met het speelgoed wat aanwezig is. Even een kop koffie. En raak aan de praat met een aantal bewoners van de opvang. Ze vertellen dat dit hun vierde plek is in ongeveer twaalf dagen, je ziet de vermoeidheid in hun gezichten. Ik vind het ongelooflijk hoe vriendelijk en opgewekt ze nog zijn. Na hun vlucht en het telkens weer na een paar dagen je spulletjes weer bij elkaar moeten pakken om vervolgens weer naar een andere plek gebracht te worden. Er komt een nieuwe bus met mensen aan. Vrouwen en kinderen, ze worden ingeschreven. Krijgen een polsbandje om en worden begeleid naar hun slaapplek. Dan ineens een harde knal. Er wordt net buiten de hekken vuurwerk afgestoken. Mensen kijken verschrikt om zich heen. En ik schaam me. Ik schaam me voor de hersenloze, kortzichtige mensen die dit soort dingen doen. Uit reflex ren ik die kant op om te kijken wie dit doen. Ik zie nog net een paar jongens van 12, 13 jaar weg fietsen. Ik loop weer terug. Een vrouw komt op mij afgelopen en kijkt angstig met tranen in haar ogen mij vragend aan. Zijn we niet welkom? Dat vraagt ze met bevende stem. Ze pakt m’n hand vast en ik vertel haar dat ze voor mij heel erg welkom is. Ze is bang. Maar kan de angst niet bij haar wegnemen. Later komen nog eens drie bussen met mensen aan. Ik mag nu aan de inschrijftafel gaan zitten om iedereen in te schrijven. Ze krijgen een papier waarop bednummer en een lijst staat voor ontbijt, lunch en avondeten. Ik schrijf hun naam, geboortedatum, land van herkomst op, inclusief hun nummer. Vervolgens moet ik ze een bandje om doen. Als ze hun mouw opstropen zodat ik het band om kan doen, zie ik meerdere bandjes om hun pols. En kijk wederom naar de vermoeide, getekende gezichten. Wederom kippenvel. Wat hebben die mensen al door moeten maken. Een jongetje die eerder die dag sokjes heeft gekregen, komt even bij me kijken wat ik doe en lacht met de mooiste lach mij toe. Ik smelt. Een meisje waar ik eerder die dag mee heb zitten bellenblazen, huppelt vrolijk tussen alle net binnen gekomen mensen door. Wat hebben kinderen een ontzettend flexibel aanpassingsvermogen. Ongelooflijk. Ik ben sprakeloos. Een vrouw met een heel kleine baby komt voorbij. De baby huilt vanuit z’n teentjes. Zo jong, en nu al zo ver van huis. M’n moederhart huilt van binnen. Nu zit ik thuis op de bank en probeer te begrijpen wat er allemaal gebeurt. Ik ben weer met beide benen op de grond gezet. En weer hoor ik de knallen van vuurwerk. Ik kook van binnen.
Een Leekster vrijwilliger

UIT DE KRANT