‘Dankzij Carolien is het leven weer een acht waard’

|||
||| Foto: |||
actueel

Geen poeha met kerst voor Harm Huizing uit Roden. Gewoon, een potje rummikub met zijn Carolien. Gezellig, advocaatje erbij. Plannen maakt hij niet meer, want zegt hij, ‘je weet nooit of je er nog aan toe komt’. Anderhalf jaar nu, bewoont Huizing (91) zijn appartement in De Noorderkroon van Zorggroep Drenthe. En dat bevalt hem uitstekend. Noordenveld Plus zocht de kwieke Roner op voor een kop koffie en een mooi verhaal.

Roner Harm Huizing (91) heeft het uitstekend naar zijn zin in de Noorderkroon



Een armoedige tijd was het, toen hij klein was, begint Huizing in zijn comfortabele stoel voor het raam. ‘Veel last heb ik daar niet van gehad. Mijn vader verbouwde al ons eten zelf.  Ik was elf jaar toen de oorlog uitbrak. Gelukkig lieten de Duitsers ons met rust. Een persoonsbewijs hadden we wel, die heb ik nog steeds’, vertelt Huizing die het bijzondere document uit een laadje trekt. ‘Dat moest je altijd bij je hebben. Zeker, ik denk nog wel eens terug aan die tijd. Er was veel armoede. Toen ik zestien was, was de oorlog afgelopen. Ik ben naar Wieringermeer vertrokken om te werken. Verder leren deed je niet in die tijd. Je moest werken om de kost te verdienen. Zesentwintig was ik toen ik terugkwam. Ik ontmoette mijn vrouw Willemke Boonstra. Ze woonde in Boerakker met haar ouders. Later zag haar vader een groot huis in Nuis, daar had hij wel belang bij. Wij konden mooi in het ene deel wonen en mijn schoonouders in het andere deel, vond mijn schoonvader. Het idee erachter was dat we een beetje op ze konden letten. Voorwaarde was wel dat we moesten trouwen. Samenwonen was ondenkbaar. We trouwden in 1958. Een jaar later werd onze zoon geboren. In 1977 was ik mijn vrouw alweer kwijt. Overleden aan kanker’, vertelt Huizing zichtbaar geëmotioneerd.


Over de dood van zijn vrouw is Huizing nooit heen gekomen. Willemke was alles voor hem. ‘Ik ben maar 19 jaar getrouwd geweest. Mijn wereld was kapot. We waren zo gek met elkaar. Hadden zoveel plannen. Ik heb haar tot op het laatst toe verzorgd. Dag en nacht was ik met haar bezig. Ik woog nog geen honderd pond meer. En iedere keer als ik bij de huisarts kwam vroeg hij: ‘hoe is het met je vrouw’. Nooit vroeg hij hoe het met mij ging. Maar ik snap het wel, dat van haar was veel erger.’


Na de lagere school kwam Harm Huizing terecht bij boerderij Holthuizen, waar nu de gelijknamige golfclub zit. Hij ging er aan de slag als boerenknecht. ‘Bij boer Willems. Ik had het geweldig naar mijn zin. Toen de zoon van Willems ziek werd, werd ik paardenboer op de boerderij. Met paarden voor de ploeg gingen we het land op. Trekkers waren er nog niet. Melkmachines ook niet. We molken twintig koeien met de hand. Nu doet een boer honderdtwintig koeien in z’n eentje met de machine. Niet voor te stellen.’ Het boerenleven bleef Huizing trekken. ‘Later, toen we getrouwd waren, huurde ik een halve bunder land tegenover de kerk in Marum. Daar hield ik schapen. Ik was hobbyboer. Mijn vrouw vond het ook leuk. Ze hielp me altijd met verweiden. Toen ze overleden was heb ik alles weg gedaan. Had er geen aardigheid meer aan.’


Als Huizing zijn leven een cijfer mag geven is dat nu een dikke acht. En dat is drie punten meer dan een tijd geleden. ‘Toen Willemke overleed was het niet meer dan een vijf. Het hoefde allemaal niet meer zo. Dankzij mijn vriendin Carolien is het leven weer een acht waard. Ik ontmoette haar vijftien jaar geleden, zij woont nu ook in De Noorderkroon. We zien elkaar elke middag. Vroeger  gingen we vaak samen naar rommelmarkten. Daar verkocht ze spulletjes. Zelf heb ik er niks mee, maar ging graag mee. Ik had een Renault Kangoo. Handig, daar paste een hoop in. Ook zijn we samen drie keer met een Rijn-reis mee geweest. Prachtig was dat. Nu komen we bijna nergens meer. Plannen om iets te ondernemen maken we niet. Je weet nooit of je er nog aan toe komt. We maken het samen gezellig. Om een uur of twee ga ik naar haar toe. We spelen altijd rummikub, borreltje erbij, meestal een advocaatje. Dan zeg ik: ‘ik zal je eens even verslaan vandaag’. Geintje natuurlijk. Carolien wint meestal, haha. Na drie spelletjes zijn we er meestal wel zat van. Dan kletsen we nog wat. Of we kerst vieren? Nee. Het zegt me niet zoveel. En je mag ook zo weinig nu met corona. Familiebezoek met de kleinkinderen zit er niet in. Mijn zoon komt hier elke week even langs. En ik zoek hem ook op met mijn scootmobiel, dan breng ik de was. Met de kerstdagen ga ik gewoon naar Carolien, dan krijgt ze een dikke knuffel. Dat doen we wel hoor, elkaar even lekker om de hals pakken.’


Als het kladblok in de tas zit, de koffie op is en de redacteur van Noordenveld Plus opstaat voor vertrek, schiet Huizing in de lach. Hij herinnert zich een anekdote die hij graag nog even wil delen. Iets over een hanenkraaiwedstrijd. ‘Een man uit Zuidlaren organiseerde hanenkraaiwedstrijden. Ik las in de krant dat hij in Norg kwam. Ik erheen met de haan. Ik had nog nooit meegedaan. Voordat ik hem uit zijn kooi kon pakken ontsnapte hij. En hij ging er vreselijk te keer. Zó hard, dat ik de eerste prijs won. Toen ik met de loterij daar ook nog een fles jenever won, was het geluk compleet. Daarna ging ik alle wedstrijden af met mijn haan. Leek, De Wilp, overal waar maar een wedstrijd was, was ik ook. Mensen hadden er een hekel aan als ik kwam. Ik won alles. Ze probeerden altijd in mijn kist te loeren om te zien of er misschien iets in zat waarom mijn haan zo hard kraaide.’


|||
|||
|||

UIT DE KRANT