‘Niet wijzer worden van oorlog en antisemitisme’

Gemeente Noordenveld

Eind negentiende eeuw stond in Roden aan het hoofd van de lagere school de heer Tale Zondag. Hij was heel lang hoofd van de school die later de Scheepstraschool zou gaan heten. Hij overleed in 1941, 91 jaar oud. Het was een rijzige, deftige man, die ook als koster in de kerk dienst deed. Hij was in Roden onomstreden, ja populair. Toch kleeft er een smetje aan de man. Ik vond in de gemeentearchieven een aantal handgeschreven brieven over de kwestie van de benoeming door de raad van een handwerkjuffrouw. Het probleem zat in de naam van deze vrouw. Zij heette Cohen, kwam uit Oude Pekela en was op de eerste plaats gezet door het college van B en W. Voor Zondag aanleiding in zijn fraaie handschrift aan de raad per brief te laten weten, ernstige bezwaren tegen de benoeming te hebben. Uit de naam meende Zondag af te kunnen leidden, dat de vrouw “voortkwam uit het Oude Volk” en ze dan zeker niet op zaterdag zou willen werken. Verder stelde hij de vraag, hoe zo’n vrouw onderdak zou kunnen krijgen bij de ingezetenen in Roden. Wie wou er nou een Joodse in de kost? Volgens hem niemand. Voor B en W aanleiding onderwijsinspecteur Dorenbos om advies te vragen. Die veegde resoluut de argumenten van Zondag van tafel en noemde ze zelfs antisemitisch. Dat nu nam de raad voor kennisgeving aan en benoemde NIET mej. Cohen maar een niet joodse... Dat was de stand van zaken anno 1895. Antisemitisme was allang gemeengoed geworden. Zeker in Drenthe. Van overheidswege had men ver daarvoor aangenomen dat per gemeente er niet meer dan drie Joodse gezinnen zich daarin mochten vestigen. Roden heeft zich daar heel braaf eeuwenlang aan gehouden. Joden deugden niet als ras. Die opvatting was wijdverbreid. Het zal dan ook niet veel verwondering wekken, dat met de komst op 10 mei 1940, zondag 75 jaar geleden van de Duitsers hun meegebrachte opvattingen over Joden niet veel weerstand ondervonden. Dat bleek ook bij de benoeming van een hoofd der school op 15 juni 1943. Een opvolger dus van Zondag, ook in zijn geest. Omdat er al een NSB burgemeester Bruininga was benoemd, koos die voor een geestverwant boven een dikke 70 kandidaten. Voor de termijn van intekening gesloten was werd H.J.Hilberts te Gasselternijveenschemond al benoemd. Dat zorgde uiteindelijk tijdens EN na de oorlog voor veel ellende. De man was benoemd, omdat hij sympathiek stond tegen het Nationaal Socialisme. Lid van de NSB was hij weliswaar niet, maar wel lid van Saxo Frisia en het beruchte Opvoedersgilde, opgericht door Van Genegten, rechterhand van Mussert. Na de oorlog was het een hele toer de man op een wettelijke manier weer kwijt te raken. Nu had hij een hele slechte naam. Er was zelfs door zijn toedoen dat er brand was uitgebroken in een tabaks-fermenteer inrichten, die hij had opgesteld in het leermiddelenkamertje. Ook leerlingen hadden hier bezittingen, die Hilberts later vertikte te vergoeden. Op schoolreisjes nuttigde hij sterke drank... Samen trouwens met begeleidende ouders. Ander personeel was door zijn toedoen overspannen geraakt. Hij moet ‘s middags om half 4 al op de divan zijn gaan liggen... Kortom met zijn oorlogsverleden en dan ook nog eens lui ook... Toch duurde het tot maart 1949 dat hij eindelijk ontslagen werd en vervangen. Reden was, dat hij een sterke verdediger had. In de persoon van Roelof Deodatus, hij weer, zelf ook niet ongeschonden door de oorlog gekomen, maar dat belette hem niet ten strijde te trekken tegen het “uiterst linkse” college van B en W, waarin H Hagenauw en J Piek de dienstdoende wethouders namens PvdA en CPN waren... Zo mak als Deodatus in de oorlog onder de bezetter was, zo furieus was hij richting dit college. Hij bezorgde Hilberts een goede raadsman. Zijn familielid Dons wisselde regelmatig dossiers uit met Deodatus. Hij besprak dit met de leden van de “Societeit” aan het Julianaplein. En verzamelde zo 311(..) verklaringen van ingezetenen, die Hilberts goedgezind waren. Na lang gekissebis en veel tijd lukte het uiteindelijk Hilberts te lozen. Daar moesten dan hogerhand aan de pas komen. Het ministerie en de Onderwijsinspectie hebben er veel werk aan gehad...Dit verhaal zult U echter niet aantreffen in de werken over de Roder geschiedenis. Noch in het jubileumboek van de Roner Scheepstraschool. Daarin wordt hij een goede onderwijzer genoemd... Tja, als U dit leest zal U dat wellicht verbazen... Ik niet. De meeste volkeren leren maar moeizaam van hun geschiedenis. Waarom zouden de inwoners van Roden daarop een uitzondering zijn...?

UIT DE KRANT