‘Overlast met name voor mensen, niet voor de natuur’

|
| Foto: |
actueel

Boswachter Albert Henckel over het aanhoudende natte weer


NOORDENVELD – Het zal menigeen niet zijn ontgaan: door de aanhoudende regenval staat het water op sommige plekken behoorlijk hoog. Het Lieversche Diep is volledig buiten haar oevers getreden, het Oostervoortsediep, het gebied tussen Norg en Donderboerkamp, ook. Her in der in de gemeente zijn landerijen ondergelopen en is het water in de sloten behoorlijk gestegen. Toch brengt al dat water de natuur geen schade toe, weet boswachter Albert Henckel. “De natuur is best bestand tegen extremen.”


Het water kan best voor overlast zorgen, erkent Albert Henckel die al 43 jaar boswachter is in Zuidwest Drenthe.  Sinds een jaar is hij dat tijdelijk ook in de Kop van Drenthe. Van hem willen we weten wat de gevolgen zijn van al dat water dat de laatste tijd met bakken uit de hemel komt. “Beekdalen horen juist buiten hun oevers te treden”, begint hij. “In de jaren vijftig, in de tijd van de ruilverkaveling zijn de beken genormaliseerd. Rechtgetrokken om het water beter te kunnen beheersen, ten faveure van de landbouw. Met stuwdammen was dat redelijk precies te sturen. Voor de jaren vijftig stuwde men het water op in de winter, zodat de landerijen onder water kwamen te staan.  Zo konden slipdeeltjes naar beneden zakken en dat zorgt voor voeding in de grond. Bovendien zorgde dat ervoor dat de weilanden niet bevroren raakten. Tegenwoordig is het landbouwgebruik anders. De afgelopen jaren is er veel aan natuurherstel gedaan. Veel graslanden in de bijzondere gebieden van Drenthe zijn overgegaan naar natuurorganisaties.  Waar mogelijk werd grond aangekocht om de beekdalen te herstellen. Met de herinrichting zijn ze weer ingericht als natuurgebied.  Neem het Oostervoortsediep, links en rechts zie je op bepaalde delen het beekdal meanderen.  Het water kronkelt via de natuurlijke weg door het gebied. Dat is hoe we het graag zien.”


Wie vooral van het hoge water profiteren zijn watervogels en amfibieën, vertelt Henckel. “Watervogels moeten voedsel met hun snavel uit de grond halen. Dat gaat gemakkelijker in drassige grond, dan in harde, droge grond. We proberen de natuurgebieden  ook bloemrijker te maken, belangrijk insecten zoals vlinders.  Of het uitblijven van de winter gevolgen heeft voor insecten? Soms is vorst beter voor insecten dan een kwakkelwinter. Maar ook dan geldt: het ene soort verdwijnt, andere soorten komen ervoor terug. Voor een muis in een beekdalgebied kan het vele water lastig zijn, de (zilver)reiger profiteert er juist van.” 


Het is niet zo dat de aanhoudende regen een appeltje voor de dorst is in het geval van een extreem droge zomer zoals we dat de laatste twee jaren hebben beleefd, zegt de boswachter. “Het is natuurlijk  altijd goed dat het niveau weer is aangevuld, maar het is niet te zeggen dat dat zo blijft.    Wanneer de zomer opnieuw een behoorlijk droge wordt, zal het grondwaterpeil opnieuw zakken. Dat kan voor problemen zorgen. Het waterschap kan ervoor zorgen dat water opgepompt kan worden uit het IJsselmeer, maar of dat ook voor de beekdallandschappen in deze omgeving mogelijk is, durf ik zo niet te zeggen.  Wel hebben we in grote delen van Drenthe bijzondere gebieden. In Drenthe hebben we te maken met keileem in de bodem. Dat vindt zijn oorsprong 150.000 jaar geleden, tijdens de voorlaatste IJstijd. Toen lag er een ijskap over Drenthe. In de Kop van Drenthe zie je op bepaalde plekken veel potklei in de bodem. Dat is een waterondoorlatende laag waar het water boven blijft staan.  Per jaar valt er in Drenthe gemiddeld tussen de 700 en 1.200 millimeter water. Daar zitten we bijna nooit boven. Op verschillende punten in de provincie staan waterbuizen, aan de hand daarvan wordt het grondwaterpeil gemeten. In die droge periode kwamen er veel buizen droog te staan. Toen waren we best nieuwsgierig wanneer er weer water in zou komen. Dat is nu gelukkig het geval. De angst dat het grondwaterpeil niet aangevuld zou worden lijkt mee te vallen. Ik hoor positieve geluiden om me heen. Zeker zijn er vennen droog komen te staan in de afgelopen zomers. Dat kan in het geval van langdurige droogte opnieuw gebeuren. Vooral  bij de ondiepere vennen. Dat is op zich niet erg, want doorgaans zit er geen vis in de vennen omdat het water te zuur is. Voor amfibieën, libellen, kikkervisjes en larven van padden en kikkers kunnen die opgedroogde vennen juist heel erg belangrijk zijn. Mits het niet te vroeg gebeurt natuurlijk. De natuur kan zeker schade oplopen door langdurige droogte,  maar ik heb in al die 43 jaar dat ik boswachter ben nog nooit gezien dat diepe veentjes en vennen zoals je die bij Dwingeloo ziet, droog zijn komen te staan.  De natuur is best bestand tegen extremen. De overlast treft voornamelijk de mensen.”


|

UIT DE KRANT