In fietsland Nederland is wonderlijk genoeg zelden goed fietsweer

Afbeelding
Foto: ERIK VEENSTRA
Maria’s Mooie Mensen maria's mooie mensen

Vaste lezers van mijn column weten het wel: fietsen is altijd een dingetje in ons huishouden. Manlief kreeg ooit een lekke band op het verste punt van huis tijdens een ‘corona-tochtje’ en nadat hij lopend met één van de tweeling op de schouders en fiets aan de hand verder moest, ging zijn fiets aan de kant. Het feit dat dit tochtje ondernomen werd door straten waar je nog een kanon af kon schieten, omdat iedereen zo bang was voor dat waardeloze virus, geeft wel aan hoe lang zijn tweewieler al stof staat te vangen. Zelf onderneem ik sindsdien dappere pogingen onze kinderen enig fietsplezier bij te brengen. ‘Practice what you preach’ is hier niet aan de orde; ik vind het over het algemeen doodeng met drie dames op de weg en ben van mezelf niet bepaald een fietsliefhebber, Maar oudste dochterlief is al tien jaar en zal dit jaar ook echt het verkeersexamen moeten afleggen, dus meters maken is het devies. Alleen kozen haar ouders voor een huis in een klein dorpje alleen bereikbaar door het bos en een meisje van tien jaar door het donker het bos in sturen, is geen strak plan. Na een redelijke start dit schooljaar met toch heel wat fietstochtjes richting school, kwam met het aanvangen van de donkere dagen voor Kerst de klad erin. En ach, die fiets is dan ook zo op de auto gezet. Met het lengen van de dagen, begint het toch weer te jeuken nu. Om te zeggen dat we er zin in hebben, is overdreven, maar het wordt wel hoog tijd het aantal fietsmeters weer op te krikken. Alleen wanneer? Bizar genoeg is Nederland een echt fietsland, maar wie de weersvoorspellingen erbij houdt, moet zich toch net als mij wel eens afvragen waarom. Nat is het vaak, té nat ook en alleen al het vooruitzicht mijn werkspullen als een natte krant thuis uit zo’n verregende tas te halen, is voor mij genoeg de auto te nemen. De hekel aan een regenbroek is sinds de puberteit niet meer verdwenen en het vooruitzicht een halve dag met zo’n natte broek rond te lopen, is ook genoeg om de fiets zodra het sputtert werkeloos achter te laten. Als het dan eindelijk droog is, waait het als een malle. Onze route voert voor een deel langs van die open velden waar iedereen dan zuchtend en steunend op de trappers moet staan om nog vooruit te komen. In de zomer is het geregeld zo heet dat we thuis van de fiets bijna kruipend richting de vriezer gaan voor een ijslollie. U begrijpt: het komt er niet zo van, in ons huishouden. In de vakantie besloot ik dat de knop om moest: we gaan gewoon. Dus die eerste schooldag stapten we op de pedalen. Die noordoosten wind, kracht 4, konden wij heus bedwingen. Halverwege bleef één van de dames hangen echter hangen in een hoestbui en werd ze zo benauwd dat ze stond te kokhalzen naast het pad. De rest van de route probeerde ik haar te duwen over het krappe bospad tot kramp in mijn arm aan toe en omdat het tempo nogal omlaag ging, was de ander volledig verkleumd. Van een succes en plezier kunnen we nog niet spreken, nóg niet.

UIT DE KRANT